Geo-informatie is hot, en dat ligt niet alleen aan het weer. Ongeveer vijftien jaar geleden moest er veel energie ge stoken worden in het overtuigen van de leken (lees: bestuurders) dat geo-in formatie écht belangrijk was en dat de organisatie eigenlijk niet meer zonder kon. Vervolgens heeft het nog zeker vijf jaar geduurd voordat men over tuigd begon te raken. De Unie van Wa terschappen heeft ter ondersteuning van dat proces in 1993 een boekje uit gebracht met de veelzeggende naam "de kaarten van tafel". Weer vijf jaar later kon het grote implementeren be ginnen. Momenteel is de wereld omge draaid. Van allerlei kanten komt men met schier onmogelijke vragen aanzet ten en een licht verontrust toontje wordt gebezigd bij de vraag "kunnen we dat dan niet?". Overal in den lande worden groepjes opgericht die zich bezig moeten gaan houden met de wereldweb beschikbaarstelling van geometrie. Helaas blijft het verzame len van gegevens de meest tijdroven de, dus kostbare en daardoor achterge bleven taak. Aan de andere kant wor den er enorme hoeveelheden gegevens verzameld die tot op heden voor de taakuitvoering (nog) niet van belang leken. De Kaderrichtlijn Water is hiervan een voorbeeld. In Brussel is bedacht dat de kwaliteit van het Europese grond- en oppervlaktewater niet verder achter uit mag gaan en dat het afwenteling principe (vervuiling stroomt met het water mee van hoog naar Nederland) niet meer zou mogen gelden. Daarvoor in de plaats zou een soort opwente- lingprincipe moeten gaan gelden waarbij een waterbeheerder zijn bo venstroomse collega kan aanspreken op de kwaliteit van het afgeleverde wa ter ter plaatse van de zogenaamde blauwe knoop. Van alle waterbeheer ders (waterschappen, Rijkswaterstaat en provincies) worden de meest exoti sche gegevens opgevraagd en in eerste instantie per regio (er zijn zeven regio's in Nederland) verzameld en ge presenteerd. Vervolgens wordt deze in formatie geaggregeerd naar het Neder landse deel van de rivier en uiteinde lijk naar het gehele stroomgebied van de Maas, Schelde Eems en Rijn. Het is de aardrijkskundig onderlegde lezer dan duidelijk dat hierbij diverse lan den zijn betrokken. Het gaat hierbij om een stuk of vijftig kaartbeelden (aangeleverd in achttien verschillende zogenoemde uitwisselingsformaten, lees bestanden) met vrolijke namen zo als "Huidige waterstoestand per water lichaam: biologische kwaliteit: macro- fyten expert-onderdeel en Risico analy se van stoffen die het GET bepalen". U begrijpt, een dergelijk project kan al leen slagen wanneer er duidelijke af spraken zijn. Zoals bekend hanteren wij in Neder land het poldermodel en dat betekent dat er heel wat (meer of minder ver vuild) water door de rivieren stroomde voordat dergelijke afspraken ook in derdaad gemaakt zijn en dan nog is succes niet verzekerd. Door een groep van enkele honderden betrokkenen is er vreselijk hard gewerkt om de tame lijk harde deadlines voor de rapporta ges te halen. Tot zover is de impact van iets dat in Brussel bedacht is nog wel in kaart te brengen, maar ondertussen is er een aantal zaken fundamenteel veranderd. Ten eerste is duidelijk geworden dat gegevens niet meer louter toebehoren aan de verzamelaar. In het KRW-voor- beeld dient te allen tijde gedeeld te worden met de regionale regio's, het landelijke coördinatiebureau, colle ga's in het buitenland en uiteindelijk opgestuurd naar Brussel. Maar ook an dere ontwikkelingen zoals DURP (Digi tale Uitwisseling Ruimtelijke Plannen) hebben een grote gegevenshonger. Ten tweede is het niet meer mogelijk om vrijelijk te beslissen over de eigen taak opvatting (welke gegevens hebben wij nodig? Hoe slaan we ze op? Hoe analy seren wij? Hoe beoordelen wij? Hoe presenteren wij?) maar wordt er een krap maatpak aangereikt waarbij de bestuurlijke vrijheid aanzienlijk is in geperkt. Ten derde hebben de geo-in- formatici de plaats gekregen waar zij eigenlijk horen en dat is als een spin in een informatie-web. Ten vierde kan worden gesteld dat de hulpmiddelen die wij als geo-informatici tot de be schikking hebben inmiddels volwas sen en nagenoeg toereikend zijn. Maar als vijfde, en naar mijn mening verre weg het belangrijkste, is duidelijk ge worden dat, naast expertise, het bezit ten van relevante gegevens uiteinde lijk het bestaansrecht van je organisa tie is geworden. Immers, er worden van buitenaf vra gen aan de organisatie gesteld waar je zelf als beheerder nog niet aan ge dacht hebt. Hier komt weer het licht verontruste toontje bij de vraag, "maar hoe heb je al die tijd je werk dan kun nen doen?", en eerlijk gezegd is die vraag, hoe paradoxaal ook, moeilijker te beantwoorden dan het lijkt. Of zijn we te ver doorgeschoten? Alles kan, dus alles moet, lijkt het soms wel. Er worden inmiddels in den lande zo veel gegevens verzameld, gerang schikt, geanalyseerd, geordend, en ge presenteerd dat het steeds moeilijker wordt om dat waar het eigenlijk om gaat, de werkelijke informatie, eruit te vissen. Het is alsof je in een giganti sche supermarché loopt en verlangt naar het kleine dorpswinkeltje waar je gewoon alles watje nodig had binnen enkele minuten kon vinden. Uiteinde lijk heb je voldoende aan een pond to maten, wat spaghetti en een blikje sar dientjes als je aan het kamperen bent. René Verhage Hoofd afdeling Geografische Informatie Waterschap Vallei Eem Reacties naar: rverhage@wve.nl GEO-INFO 2004-9 Geo-lnfo in Praktijk Water stroomt omlaag informatie omhoog 1 René Verhage 370

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 28