Ko "an Raamsdonk Welke associaties roep ilc bij u op als ik zeg: "Ilc zit op de bank."? Dat hangt er van af hoe u mijn gezegde interpreteert. Als u zich indenkt in mijn huiselijke si tuatie, dan ziet u mij op mijn tweezitter, lekker onderuitgezakt verdiept in een spannend boek. Of u bent wellicht geïn spireerd door een reclamespot van één van onze financiële instellingen. Dan ziet u mij in een gastvrije omgeving on der welluidende klanken in gesprek met een hypotheekadviseur of met een medewerkster van de reisbalie. Het kan ook zijn, dat u reageert als een echte wa tersportliefhebber. Dan snelt u toe om mij van die verraderlijke ondiepte af te helpen, voordat het tij te laag dreigt te worden om los te komen. Of wij elkaar begrijpen hangt er dus van af, welk be grip u en ik hanteren. Om te voorkomen dat we langs elkaar heen praten, dienen wij eerst een gemeenschappelijk begrip penkader af te spreken met een nadere detaillering van het begrip 'bank': zit bank, geldbank of zandbank. Als er in het dagelijkse leven al zoveel spraakverwarringen ontstaan, dan dreigt de uitwisseling van (geo-)informa- tie tussen de verschillende overheden te ontaarden in een complete Babyloni sche spraakverwarring! Een verwarring die wordt veroorzaakt doordat uitge wisselde gegevens op een oneigenlijke, niet-eenduidige wijze worden gebruikt. Neem nu bijvoorbeeld het object 'weg'. De één verstaat onder weg het complete grondlichaam, inclusief bermen en slo ten. De ander alleen de rijbaan. Een der de gaat niet verder dan het registreren van alleen de lijnstring van het wegli- chaam (of toch van de afzonderlijke rij banen?). Welke informatie verwacht u? Even afstemmen dus met de leverancier! Het vakgebied van de geo-informatica staat voor een enorme uitdaging om te voldoen aan de steeds toenemende vraag naar een adequate geo-informatie- voorziening. Het aanpakken van maat schappelijke vraagstukken rond het ge bruik van de openbare ruimte vereist een intersectorale (tussen verschillende sectoren van beleid) en in terbestuurlijke (tussen verschillende lagen van bestuur) ontsluiting van relevante geo-datasets van de overheid. Deze datasets zijn inge richt op de uitvoering van specifieke ta ken en zijn meestal niet domeinoverstij- gend. Ontsluiting in een gemeenschap pelijke infrastructuur impliceert onder meer eenduidigheid in het gebruik van de gegevens. Open standaarden definië ren het formaat van de uit te wisselen gegevens (syntax), maar geven geen in vulling aan de inhoudelijke afstemming (definities en domeinen) van de gege- vensgroepen binnen de verschillende be leidsvelden. Voor een zinvol gebruik van open standaarden dienen wij eerst over eenstemming te bereiken over de se mantiek, dus het vastleggen van het te hanteren gemeenschappelijke (formele) begrippenkader. Wat wij nodig hebben is een semantisch basismodel geo-infor- matie, op basis waarvan deze overeen stemming kan worden bereikt. "Maar dat bestaat toch al in de vorm van NEN3610, het Terreinmodel Vastgoed?", zult u zeggen. Jawel, maar het huidige terreinmodel is indertijd opgezet met de doelstelling objectgroepen algemeen geldend te modelleren, zodat afhanke lijk van de doelstelling semantiek en structuur verder konden worden uitge werkt. Dit is een moeizame weg geble ken, omdat sectorspecifieke informatie modellen niet alleen met de basis maar ook onderling consistent moeten zijn, hetgeen een intensief beheer vergt. De geometrische kenmerken (ligging, vorm en topologie) zijn in de modelbeschrij ving genoemd, maar met de volgende kanttekening: "Voor het gebruik en de codering moet NEN1878 worden toege past". Als gevolg hiervan zijn allerlei in consistenties ontstaan tussen het model en deze uitwisselingsstandaard. Delft en Kadaster een herziening uitge voerd van NEN3610. Onder de bezielen de leiding van Marcel Reuvers en in com mitment met het geo-werkveld is een nieuw basismodel geo-informatie opge steld, waarin termen en begrippen een duidig zijn gedefinieerd. Het basismodel bestaat uit een aantal samenhangende onderdelen, te weten ontologie (formeel begrippenkader), structuur (classifica ties), objectbeschrijvingen (kenmerken) en interoperabiliteit (gegevensuitwisse ling). Binnen het basismodel worden ob jecten onderscheiden, die in het terrein binnen zekere tijdsgrenzen onveran derd aanwezig zijn. Deze geo-objecten worden beschreven met behulp van identificerende, beschrijvende, geome trische, temporele en metadata kenmer ken. Het model is beschreven in stan daard UML (Unified Modelling Langua ge) en lean worden uitgewisseld op basis van een generiek uitwisselingsformaat (XML schema's op basis van GML3). In de komende periode zal het basismodel geo-informatie worden geïmplemen teerd en het beheer worden geregeld. De standaard wordt formeel door het NEN vastgelegd als NEN3610 versie 2 en sluit aan op het stelsel van in internationaal verband reeds ontwikkelde of nog te ont wikkelen standaarden, zoals ISO 191xx. Met het realiseren van deze semantische operabiliteit is een belangrijk obstakel geslecht voor het intersectoraal en in ter bestuurlijk ontsluiten van het stelsel van overheidsregistraties. De Babyloni sche spraakontwarring lean van start gaan! Ko van Raamsdonk ICT-adviseur Concernstaf Kadaster. (Deze column is geschreven op persoonlijke titel.) Voor het bereiken van de noodzakelijke semantische operabiliteit binnen de geo-informatie infrastructuur heeft Ravi in samenwerking met ICTU, WUR, TU- Reacties zijn van harte welkom op ko.vanraamsdonk@kadaster.nl GEO-INFO 2004-10 Geo-lnfo in Praktijk Babylonische spraakontwarring? 409

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 15