lezers bij het nagaan van de gevolgde werkwijze in de beginjaren van het ka daster niet alleen af te gaan op de M.V., maar hierbij ook de latere "111 circu laires van Gericlce" te betrekken. Daar in komen tal van nieuwe aanwij zingen voor, afwijkend van de M.V. Daarmee waren voor mij de vragen gedeeltelijk opgelost. Wat was namelijk het geval? Per 1 januari 1826 ging de administra tie van het kadaster over naar het hoofdbestuur der Registratie en Lote rijen. Staatsraad Gericlce was de nieu we Administrateur. In verband met het voorgenomen nieuwe hypotheek stelsel was het van veel belang dat het werk voor het gereed maken van de kaarten sneller ging verlopen (Konink lijk Besluit van 21 december 1825, nr.149). Andere werkzaamheden moesten wachten of moesten versim peld worden. Eén van de maatregelen was dat de delimitatie van de gemeen tegrenzen in bijzijn van een landme ter niet meer nodig was, omdat de ge meentebesturen dit onderling wel konden regelen. De besturen van de gemeenten waar de delimitatie nog niet was gedaan (dat betrof in Gelder land 60 kadastrale gemeenten) dien den dus zelf met de naastliggende ge meenten te bepalen waar hun grenzen lagen, na te gaan of er verschil van in zicht bestond over hun grens en dat aan de gouverneur te melden. Die zou met de landmeter het verschil probe ren op te lossen zodat het meetwerk kon doorgaan. Eventueel konden de gemeentebesturen een voorlopige grens aannemen; na een besluit door het bevoegd gezag hierover zou de voorlopige grens zonodig worden ver vangen door een definitieve [Meer 2004]. De landmeter-delimitateur L.C. Ma- chen, die sinds 1818 bij 119 gemeen ten de wandeling langs de omtrek van de gemeente had gemaakt (afge wisseld met meetwerlczaamheden), stopte daarmee en was daarna uitslui tend bezig met het meetwerk. Zes ge meenten waren in de jaren 1813-1818 reeds gedelimiteerd door de landme ters W. Kommers, L.D. van Heijst en C. de Haan. Ter illustratie volgt hierna een gedeelte uit het overzicht van de delimitaties. Aanwijzing van de landmeters-delimitateur in Gelderland Of Machen inder daad na een druk De aanwijzende instantie was de Minister van Staat, belast met de ke periode in de Generale Directie der ontvangsten. Bij besluit van 23 juni 1823 Bommelerwaard, wees deze L.C. Machen aan voor het werk in: die eindigde op 14 juli in het gemeente begin uitvoering dorp van rivier B rakel 7-7-1823 vissers Heere Poederoijen 7-7-1823 waarden, kans Gameren 8-7-1823 Zuilichem 9-7-1823 heeft gezien de Ammerzoden 9-7-1823 volgende morgen Kerkwijk 10-7-1823 het stadhuis van Maasdriel 10-7-1823 Zutphen te bezoe Hedel 10-7-1823 ken is wel twij Nederhemert 11-7-1823 felachtig. Een Rossum 12-7-1823 schrijffout kan Hurwenen 12-7-1823 ook de verklaring Zaltbommel 12-7-1823 Heerewaarden 14-7-1823 zijn. Zutphen 15-7-1823 Aalst 15-9-1823 Pas toen in 1830 Bron: de processen-verbaal van grensbepaling, aanwezig bij het kadaster en het alle gemeenten Gelders Archief in Arnhem. waren gemeten kon de formele vaststelling van de grenzen weer doorgaan. Nu werden in het algemeen de landmeters die een gemeente hadden op gemeten aangewezen tot delimitateur. De laatste aanwij zing had plaats bij besluit van de Gouverneur van Gelder land van 6 maart 1832. De landmeter D. Heere kreeg toen opdracht de grenzen van de gemeente Buren vast te stellen. Hij begon daar twee dagen later mee en sloot het Proces Verbaal op 17 maart af. Sectiegrenzen Het lijkt me mogelijk dat het meten van de perceelsgren- zen gebeurde ook voordat de indeling in secties vast stond. Maar vóór het vervaardigen van de kaarten moet die wel duidelijk zijn geweest. We zien dan ook in een flink aantal gevallen dat het Proces-Verbaal van sectie-in deling ouder is dan dat van de bepaling van de gemeente grens. Als naderhand, om volledig te zijn, de data van de delimitatie alsnog zijn ingevuld geeft dat een komisch ef fect. Zie de eerste pagina van de sectie-indeling van Nij- broek (fig. 1). Het was dan ook begrijpelijk dat de schrijver van het histo risch overzicht voor de kadastrale atlas van de gemeente Nijbroelc [Schut 2003] hierdoor wat in verwarring raakte. Hoe kan iemand officieel vastleggen dat hij op 29 januari 1828 een stuk heeft gelezen dat tussen 10 en 20 september 1831 is opgesteld? De schrijver doet een poging dit te ver klaren door te veronderstellen dat er in 1828 wel een voor lopige akte van grensbepaling aan de plaatselijke autoritei ten zal zijn voorgelegd. Hij valt dan een andere criticus bij die had geschreven: het tijdstip van de kadastrale activitei ten in het Proces-Verbaal moet veelal met een korrel zout worden genomen. Voor mij was dat een reden te meer om verder te zoeken naar een verklaring van de "omgekeerde werkwij ze". GEO-INFO 2004-10 V VI

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 17