De volgende paragrafen gaan dus over de behoefte aan een kadastrale leidingrechtenregistratie en over de voorgestel de samenwerking tussen Kadaster en KLIC bij de opbouw van een meer complete registratie op centraal niveau. Ook deze behoefte komt langs twee wegen tot uiting. In de eerste plaats is daar de chaotische toestand waarin de ondergrondse infrastructuur juridisch is komen te verke ren, mede door toedoen van enkele arresten die in juni vo rig jaar door de Hoge Raad zijn gewezen [Hoge Raad 2003]. Daarbij is komen vast te staan dat ondergrondse kabels en leidingen vanwege hun duurzame vereniging met de grond onroerend van karakter zijn. Volgens de heersende leer be horen zij daardoor in beginsel toe niet aan de leidingbe heerders, doch aan de grondeigenaren ingevolge art. 5:20 BW. Alleen voor telecomleidingen geldt ingevolge art. 5:6 van de Telecommunicatiewet het tegendeel. In een desge vraagd advies aan de Algemene Energieraad [de Haan, 2003] is door mij voorgesteld hetzij in eerstgenoemd artikel (BW) hetzij in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet een soort gelijke voorziening te treffen. Minister Brinkhorst besloot aanvankelijk bij nota van wijziging op een aanhangig wijzi gingsvoorstel van laatstgenoemde wetten deze laatste weg te volgen, maar trok later zijn voorstel in, toen bleek dat de Tweede Kamer in meerderheid meer voor een algemene re geling in het BW voelde [Kamerstukken 2003-2004]. Ook afgezien van deze onzekerheid over de eigendom van de ondergrondse leidingnetwerken is er sprake van een zeer onge lijke rechtspositie waarin deze net werken verkeren met betrekking tot de rechten op de grond. Alleen wanneer daarvoor opstalrechten of wat eerder BP-rechten (rechten in de zin van art. 5 Belemmerin- genwet Privaatrecht) werden genoemd zijn gevestigd, is de ze rechtstoestand bij het Kadaster gepubliceerd, zij het tot nogtoe zonder een gedetailleerde weergave van de ligging van de leidingen op de kadastrale kaart. In de meeste geval len liggen deze echter ingevolge vergunningen in gemeen tegrond of ingevolge obligatoire overeenkomsten in parti culiere grond, terwijl in een enkel geval ook een gedoog- plicht ingevolge de Belemmeringenwet is opgelegd, zonder dat van andere dan interne beheersregistraties sprake is. Tot voor kort kon men met deze chaos op juridisch gebied nog enigszins leven. Zolang de rechtstoestand met betrek king tot leidingen en leidingnetten enigszins stabiel is, dat wil zeggen daarin weinig rechtsverkeer en dus rechtsveran- dering plaatsvindt, doen zich de bezwaren van rechtsonze kerheid en rechtsverscheidenheid nauwelijks gelden. In ze kere zin was het een soort middeleeuwse toestand, zoals die gold in de feodale tijd met vorsteneigendom en daarvan af geleid grootgrondbezit. Eigendom van de netwerken als zo danig bestond niet en bestaat trouwens buiten de wat mo dernere telecommunicatiewetgeving nog steeds niet. Het enige dat er tot voor kort toe deed was het beheer van de netwerken door semi-overheidsbedrijven waarvan de aandelen in handen van provincies en gemeenten waren. Die bedrijven had den geen eigendom nodig, alleen een niet nader geregeld gebruiksrecht, zo als dat in de Elektriciteitswet 1998 (art. 10) wordt genoemd. Geheel anders is het geworden, nu sinds enige tijd de nutsbedrijven zijn vercommerciali- seerd, terwijl een verder gaande priva tisering vanaf 2007 in het verschiet ligt. Sindsdien vindt wel overdracht van netten en delen daarvan plaats vanwege de voortgaande concentratie en fusies van bestaande bedrijven. Om deze overdracht te kunnen bewerkstel ligen moet men óf over de aandelen van de bedrijven óf over de eigendom van de netten als zodanig kunnen be schikken. Dit probleem kwam duidelijk naar voren bij de genoemde telecom-ar- resten. Weliswaar was in de betreffen de wet bepaald dat de aanlegger van een telecomnet eigenaar is in afwij king van art. 5:20 BW. Maar toen door de Hoge Raad werd beslist dat deze netten als zelfstandige onroerende zaken zijn te beschouwen, deed zich onmiddellijk de vraag voor hoe men deze kan overdragen, nu er geen af zonderlijke kadastrale netwerkre gistratie bestaat. De Hoge Raad zelf oordeelde dat dit zou kunnen door al le kadastrale percelen waar de net werken betrekking op hebben in de akten te vermelden. Dit kunnen er echter honderden of zelfs duizenden zijn per netwerk met allemaal ver schillende grondeigenaren. Vandaar dat het Kadaster ruim een maand na de arresten al met een 'Richtlijn voor (inzage) registratie kabelnetwerken' is gekomen, waarin een aparte re gistratie van dergelijke netwerken mogelijk wordt gemaakt door in schrijving van netwerktekeningen [Richtlijn 2003]. Het digitale bestand van een dergelijke tekening maakt een afbeelding van het netwerk op ka dastrale ondergrond mogelijk, terwijl in eventuele overdrachts- en hypo theekakten met verwijzing naar deze afbeelding kan worden volstaan. Aldus een eerste begin van kadastrale leidingrechtenregistratie, zij het voorlopig nog alleen voor telecomlei dingen en alleen voorzover het rechtsverkeer daartoe direct aanlei- GEO-INFO 2004-10 De behoefte aan een kadastrale leidingrechtenregistratie Intrekken wetsvoorstel leidingbeheerdersregistratie een kostbare vergissing

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 22