oor de rotatie van de aarde en de draaiing van de aarde rond de zon, hebben we te maken met zonne hoogtes en daglengtes die elke dag veranderen, af hankelijk van de breedtegraad op aarde waar we ons bevin den. De lengtegraad daarentegen is alleen bepalend voor het tijdstip (gezien als "het midden van de dag") waarop de zon zich elke dag op het hoogste punt bevindt. Met de huidige tijdmeetinstrumenten (horloges) is het zeer eenvoudig om te bepalen op welke geografische lengte we ons bevinden als we op een bekende locatie (bijvoorbeeld in Utrecht op 5° OL) geconstateerd hebben wat het exacte tijd stip is, waarop de zon z'n hoogste punt bereikt (ongeveer 13:39 uur Midden Europese Zomertijd). Als we vervolgens constateren, dat op een andere locatie de zon z'n hoogste punt bereikt om 12:39 uur, dan is onze conclusie, dat we ons 15° oostelijker bevinden. In dit artikel wordt daarom de nadruk gelegd op het verband dat bestaat tussen de geogra fische breedte (cp), de daglengte (t) en de hoogte van de zon (ip) op een bepaalde dag (d) in het jaar. |an t Gmnm Mar&Hc In de klassieke oudheid was het Pytheas (362 - 280 v. Chr.) die op de langste dag van het jaar (de zomerzonnewende 21 ju ni) op diverse plaatsen op het noordelijk halfrond daglengte metingen deed en tevens de maximale hoogte culminatie hoogte ipmax) van de zon bepaalde. Uit archeologisch onder zoek is gebleken, dat zijn metingen betrekking hebben op de kust van het Europese vasteland, van Britannia en het Noor delijk deel van de Atlantische Oceaan waaronder Thule (het huidige IJsland). In zijn geboorteplaats Marseille bepaalde hij de verhouding van zijn gnomon opstaande staaf van een zonnewijzer) tot de schaduw op 120 41,8 (zie fig. 1). Dit be tekent een culminatiehoogte van 70,8° arctan (120 41,8)). Een correcte meting, die met onze huidige kennis leidt tot een vrijwel correcte positie van Marseille op: cp 24° a 24° (90° - 70,8°) 43,2 Hoewel niet duidelijk is of Pytheas zich wel ten volle be wust was van de geografische mogelijkheden, is wél zeker, dat de grootte van de schaduwmeting en de daglengte voor hem aangaf hoe ver noordelijk hij zich bevond ten opzichte van zijn vertrekpunt Marseille. Ir. Peter G.M. Mekenkamp, Faculteit Geo- wetenschappen, Universiteit Utrecht p.mekenkamp@ geog.uu.nl Fig. 1. Pytheas' meting op 21 juni. Fig. 2. De aarde en het zonlicht op 21 juni. Tijdens de zomerzonnewende staat de zon dus boven onze kreeftskeerkring. Door de tolbeweging van de aarde (of de precessie) is sinds Pytheas' tijd de hoek die de aardas maakt met het vlak waar in de aarde zich beweegt rond de zon (=eclipticavlalc) veranderd van ongeveer 66° in 66,55°. Dit betekent, dat de kreeftskeerkring iets verplaatst is en dat we nu, na meting van de culminatie hoogte (ipmax) °P een noordelijke breed tegraad boven de kreeftskeerkring op 21 juni, de geografische breedte(cp) kun nen berekenen met de formule: cp 23,45° +90° -lp max En als de breedte bekend is, kunnen we hiermee natuurlijk ook de culmi natiehoogte berekenen. Voor Neder land varieert deze tussen 62,70° (Zuid Limburg bij grenspaal 12: 50,75° NB 5,92° OL) en 59,89° (Rottumerplaat strand: 53,56 NB 6,47 OL). En alleen op de noord- en de zuidpool is de cul minatiehoogte slechts 23,45°. Op 21 juni komt de zon overal op de wereld tussen de noordpoolcirkel (66,55° NB) en de zuidpoolcirkel (66,55° ZB) op in het NO en gaat de zon onder in het NW (vergelijk de punten A en B in fig. 2). Voor plaatsen op de zelfde meridiaan begint de dag op ho gere breedte eerder en eindigt de dag later (punten A en C). Fig. 2 laat ook zien dat de daglengte varieert tussen 0 uur (op de zuidpoolcirkel) en 24 uur (op de noordpoolcirkel). A ZON GEO-INFO 2004-10 r i» Plaatsbepaling door zonmetingen 425

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 31