wing in zwaar bebouwd gebied en in het geval van repete rende bouw (portiekbouw en eengezinswoningen). Daarbij moest nog wel een oplossing worden gevonden voor een aantal knelpunten die uit een dergelijk oplossingsvariant voortvloeien. Oplossingsrichting Het belangrijkste knelpunt bleek de strikte hiërarchie tus sen de objecttypen verblijfsobject en pand in de bestaande definities. De dynamiek van het verblijfsobject (waarbij veelvuldig sprake is van aanbouw en doorbraak) blijkt zich veelvuldig niet te houden aan de strikte definiëring van het bouwkundige begrip pand ('van boven naar onder en van voor naar achter doorlopende ononderbroken muren'). Met het doorbreken van deze hiërarchie zouden de meeste bezwaren kunnen worden weggenomen en lean men ko men tot een objectafbakening die in de meeste gevallen zonder meer goed uitvoerbaar is. In het uiteindelijk ont werp van de registratie is daarom gekozen tot ontkoppe ling van de objecttypen pand en verblijfsobject (zie kader 2). Binnen een pand kunnen dan één of meerdere verblijfs- objecten zijn gelegen. Een verblijfsobject kan echter ook zijn gelegen binnen meer dan één pand. Er worden met an dere woorden zogenaamde n:m relaties tussen de beide ob jecttypen toegelaten. Met deze wijziging is de registratie weliswaar gegevenstechnisch iets complexer, maar uitvoe- Kader 2. ringstechnisch wel veel flexibeler, beter toepasbaar en be- Afbakening ter beheerbaar geworden. van panden. Afbakening van panden In bovenstaand voorbeeld is sprake van een wonen-boven-winlcels-situatie. Oorspronkelijk is sprake van twee panden met elk twee winkelruimten (groen) en twee bovenwoningen (blauw). Twee winkelruimten gelegen in verschillende panden worden later doorgebroken en samen gevoegd tot een enkele winkelruimte (geel). Bij een objectafbakening conform de GFO's betekent het doorbreken van beide winkelruimten dat er niet langer sprake is van twee panden. Tussen beide oorspronkelijke panden bevindt zich immers niet langer een van boven tot onder en van voren tot achter doorlopende ononderbroken bouwmuur. Er wordt een nieuw pandobject in de registratie opgenomen dat bestaat uit de twee oorspronkelijke panden. Het eindresultaat in de registratie is een pand bestaande uit 7 verblijfsobjecten. Bij een objectafbakening conform de BGR heeft het doorbreken van beide winkelruimten geen gevolgen voor de pandafbalcening. Het eindresultaat in de registratie is twee panden. In beide panden zijn drie verblijfseenheden en een gedeelte van een vierde verblijfsobject gelegen. Een en ander is vertaald in de definities voor beide objectty pen. Omdat de bestaande panddefinitie (behoudens die ge vallen dat sprake is van het doorbreken van objecten) in de praktijk goede handvaten biedt voor een objectafbakening, is bij het opnieuw definiëren van het objecttype pand daar op zoveel mogelijk aangesloten. Een nieuw element dat aan de definitie is toegevoegd is dat bij de bepaling van een pand de situatie op het moment van totstandkoming bepalend wordt gemaakt. Hierdoor hebben doorbra ken en samenvoegingen van panden, in tegenstelling tot de definitie van het begrip pand zoals dat tot op heden in de GFO's is gehanteerd, geen in vloed meer op de begrenzing van een pand. Overigens zullen naar verwach ting in veruit de meeste gevallen pan den volgens de bestaande GFO defini ties ook panden conform de grondsla gen BGR zijn. Het objecttype pand is vervolgens gedefinieerd als de bij de totstandkoming functioneel en bouw kundig kleinste zelfstandige eenheid, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. Enkele voorbeelden van panden zijn vrijstaande woningen, een enkele woning in een rijtje eenge zinswoningen, portiekwoningen die gezamenlijk een portiek vormen in een flatgebouw, een galerijflat en een grachtenpand. Onder een verblijfsob ject wordt vervolgens verstaan de kleinste functionele eenheid, die ont sloten wordt via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte en die onder werp kan zijn van rechtshandelingen. Omdat latere doorbraken tussen pan den niet meer leiden tot wijziging van de pandbegrenzing, bestaat dus de mo gelijkheid dat een verblijfsobject is ge legen binnen meer dan één pand. Op deze wijze zijn de hoofdlijnen van de objectdefinities vastgelegd. Omdat (met name als gevolg van de vele moge lijke uitzonderingen) een volledig slui tende definitie niet te geven zal zijn, zullen bovenstaande definities worden ondersteund met een zogenaamd ob jectenhandboek. Daarin zal voor een groot aantal (veel voorkomende) speci fieke gebouwvormen, zoals kantoorge bouwen en bedrijfsverzamelgebou wen, worden beschreven op welke wij ze de objectafbakening dient plaats te vinden. Hierbij geldt dat vastgehouden zal worden aan de hoofdlijnen van het voorgestelde ontwerp en dat samen met de praktijk de verdere detaillering ervan zal worden uitgevoerd. Verwacht mag worden dat hierdoor uiteindelijk een gedetailleerd en volledig uitge werkt ontwerp van een BGR ontstaat, dat binnen het stelsel van overheidsre gistraties een cruciale rol zal spelen. GEO-INFO 2004-10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 38