bouwwerken is de stabiliteit van peil merken in het algemeen minder goed te garanderen dan die van onder grondse merken. lijk meetbaar. Verder is het niet uit te sluiten dat mee tónna uwkeurig- heden uit het verleden nog een rol spelen. Stabiliteit van de ondergrond Lange tijd werd aangenomen dat de ondergrondse merken stabiel zijn: ze zouden niet verzakken en niet beïn vloed worden door grootschalige geo logische processen. Maar nu is geble ken dat deze aanname niet altijd juist is geweest. Van 1996 t/m 1999 heeft een nieuwe hermeting van het pri maire net plaatsgevonden, de 5e Nauwkeurigheids waterpas- 1 sing (5e NWP). Uitgebrei de analyse van de resul taten van de 5e NWP toonde aan dat er aan- Ey,w toonbare verschillen zijn tussen de gepubli ceerde hoogtes van ondergrond se merken en hun werkelijke hoogtes uit recente metingen. Hoewel de bewe gingen van ondergrondse merken klein zijn (minder dan een millimeter per jaar), zijn deze over een periode van zestig tot tachtig jaar toch duide- aanpassen of niet? Veel gebruikers van de NAP-publicatie hebben ei- ,iVT genlijlc niet zoveel hinder FsÈffivan ^e^ne bewegingen Xvan ondergrondse merken. h Zij werken in een beperkt ge bied (gemeente, waterschap) en meten relatief ten opzichte "icfeS van peilmerken, waarvan de hoogtes 3 v V; j ten opzichte van hetzelfde ondergrondse ij; merk worden bepaald. Een verandering van de hoogte van dat ondergrondse l'J> ''Ï'ïfe. merk blijft dan onopgemerkt. Dit wordt y* anders bij grootschaliger waterbeheer. i,^-r Ook merkt de AGI dat bij de bij houding van het secundaire net de metingen steeds slechter zijn in te passen in het primaire net. Te vaak blijken de hoogteverschillen tussen de ondergrondse merken significant af te wijken van de metingen. Dit maakt het steeds moeilij ker een kwalitatief voldoende NAP-publicatie te maken. Verder staat deze problematiek het gebruik van GPS voor hoogtemeting in de weg. Met GPS kan snel en relatief goed koop het hoogteverschil tussen twee punten over grote af standen bepaald worden. Door de verschillen in de hoogtes van de ondergrondse merken zijn GPS-metingen echter slecht in te passen in de huidige NAP-publicatie. Hierdoor wordt het meten van hoogtes met GPS onnodig duurder. Fig. 2. Het secundaire net van het NAP. Tweede nauwkeurigheidswaterpassing De hoogtes van de ruggengraat van het NAP zijn grotendeels geba seerd op de metingen van de 2e Nauwkeurigheidswaterpassing (2e NWP, 1926-1940). Destijds zijn van 47 ondergrondse merken hoog tes vastgesteld t.o.v. het nulpunt in Amsterdam en later zijn ande re ondergrondse merken hieraan toegevoegd. Sindsdien worden deze hoogtes van ondergrondse merken als een vaststaand gege ven aangenomen en zijn ze slechts bij hoge uitzondering aange past (bijvoorbeeld in gebieden waar gaswinning plaatsvindt). BOVEN STADTSPEYL Qiscte DüVpgiiïfrcn m If-mitiö.■"sluit Fig. 3. Dijkpeilsteen waarop bij de 2e NWP is aangesloten. Peilmerkhoogtes worden bepaald t.o.v. de hoogtes van onder grondse merken. Het secundaire net wordt sinds 1976 onderhou den door de tienjaren-cyclus van Planperiodes. Gemiddeld iedere tien jaar worden de hoogtes van peilmerken opnieuw gemeten en vastgesteld. Als het gebouw of bouwwerk waarin het peilmerk zit tussentijds is verzakt, krijgt dit peilmerk een andere, actuele hoog te in de NAP-publicatie. De 3e Planperiode wordt afgerond in 2006. Gebruikers van het NAP Rijkswaterstaat heeft gesproken met de (vertegenwoordi gers van) de ruim 600 gebruikers van de NAP-publicatie. Hieruit bleek dat een wijziging van de hoogtes van peilmer ken zeker gevolgen voor hen heeft en in een aantal gevallen hen noodzaakt tot het uitvoeren van extra werk. Reden ge noeg om niet lichtvaardig tot een nieuwe NAP-publicatie te besluiten. Tijdens deze gesprekken is echter ook gebleken dat uiteindelijk iedereen meer baat heeft bij een NAP-publi catie die de werkelijke hoogteverschillen in Nederland cor rect weergeeft. In aanmerking genomen dat iedere vastleg ging van een hoogte uiteindelijk niet stabiel is, onderschrij ven de meeste gebruikers de noodzaak tot het aanpassen van een hoogte, als de feiten dit aangeven. Een NAP-publi catie die niet wordt bijgehouden is voor iedereen onbruik baar. Het NAP zou dan haar betekenis als referentie voor hoogtemetingen in Nederland, en daarmee als basis voor het waterbeheer en voor aanleg en beheer van infrastruc tuur, verliezen. GEO-INFO 2004-10 pj 'f mt mw NAP-hoogtes 7YNDL NEGEN VOET VYF DUTM

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 7