Gemeentelijke sturingsmogelijkheden in een veranderde marktsituatie belangrijke rol bij het veranderen van de sturingsmogelijkheden van ge meenten. Gezien de grote bouwopgave uit de VINEX vond de rijksoverheid het niet verstandig dat met name de fïnan- meente werden gedragen. Voorgesteld het hele stadsgewest en om marktpar tijen actief in te schakelen bij de ont- optie zou de rol van de gemeente be- i li.- die gemeenten hadden over locatie- als door ontwikkelingen op de grond- de ontwikkeling van beleid en instru menten en voor de toepassing ervan in de praktijk, stond centraal in het pro motieonderzoek. In dit artikel zal achtereenvolgens worden ingegaan op enkele ontwikkelingen op het gebied van grondbeleid, twee grondbeleidsin- strumenten die aangepast zijn en de gemeentelijke praktijk van locatieont wikkeling. inds de Tweede Wereldoorlog is het in Nederland ge bruikelijk dat de overheid zich in sterke mate bemoeit met de ontwikkeling van woningbouwlocaties. Tot de jaren tachtig konden gemeenten eenvoudig via een actief grondbeleid de locatieontwikkeling sturen. Dat hield in dat gemeenten de benodigde grond verwierven, zorgden voor het bouwrijp maken en de grond uitgaven aan bouwers die de woningen realiseerden. Sinds de jaren negentig gingen steeds meer marktpartijen grondposities innemen op po tentiële uitbreidingslocaties. Marktpartijen kochten de grond met het oog op de mogelijkheid om te ontwikkelen. Door gunstige economische en maatschappelijke omstan digheden was dat een aantrekkelijke bedrijfsvoering gewor den. Daar kwam nog bij dat globaal bekend was waar uit breidingslocaties gerealiseerd zouden worden, dus ze kon den gerichter en minder risicovol verwerven. Gemeenten raakten daardoor hun 'monopoliepositie' op de grond markt kwijt. Omdat het grondbeleidsinstrumentarium voor die situatie niet altijd toereikend was, konden ze niet meer zo eenvoudig de locatieontwikkeling sturen. Behalve dat gemeenten onvoldoende de beschikking had den over voor de situatie geschikte instrumenten, speelden ontwikkelingen in het beleid van de rijksoverheid ook een dr. ir. D.A. Groetelaers Onderzoeks instituut OTB Technische Universiteit Delft De veranderingen op de grondmarkt en in het locatieontwikkelingsproces hebben ertoe geleid dat de rijksover heid nagedacht heeft over de manier waarop de overheid zou moeten ingrij pen in dit proces. In 1994 bracht de Mi nister van VROM een notitie uit waarin het grondbeleid onder de loep werd ge nomen in het kader van de realisatie van de VINEX-bouwopgave [Minister van VROM, 2004]. Eind 1999 startte, naar aanleiding van de veranderde verhoudingen op de grondmarkt, een Interdepartementaal Beleidsonder- GEO-INFO 2004-12 Grondbeleidsinstrumentarium onder de loep Tot in de jaren tachtig hadden gemeenten min of meer een monopoliepositie op de grondmarkt en was het sturen van woningbouwontwikkeling voor hen betrekkelijk eenvoudig. Vanaf begin jaren ciëie risico's voiiedig door de bouwge- negentig gingen marktpartijen op grote schaal werd om de risico's te spreiden over grondposities innemen op potentiële uitbreidings locaties. Dit had veel consequenties voor de rol van wikkeling van locaties. Bij de laatste gemeenten in het locatieontwikkelingsproces en perkt kunnen blijven tot een voor i-i I. it I I waardenscheppende en toezichthou- voor de inzetbaarheid van het grondbeleidsinstru- dende:dltwert00kwd-passlefgr0n(r mentarium. De manier waarop de overheid met de beleid'genoemd. veranderingen op de grondmarkt is omgegaan, was Sinds de jaren negentig is de controle het onderwerp van een promotieonderzoek dat in ontwikkeling dus d00r zo- oktober succesvol afgerond werd [Groetelaers, wel ontwikkelingen in het rijksbeleid 2004]. In dit artikel wordt een korte weergave marlet. De vraag wat dit betekent voor gegeven van enkele resultaten van het onderzoek. Beleidsontwikkelingen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 36