schreef dat als de belangen van de gemeente gewaarborgd zijn, samenwerlcingsconstructies die in aanmerking zou den komen voor nietigverklaring op grond van artikel 26, gewoon doorgang kunnen krijgen. Door deze uitspraak zag het kabinet geen reden om over te gaan tot spoedreparatie van de wet. Een aantal Kamerleden dacht daar echter anders over en diende op 22 mei 2001 het initiatiefwetsvoorstel in tot wijziging van onder andere de artikelen 10 en 26 van de Wvg, in verband met het tegen gaan van de ontwijking van het voorkeursrecht van ge meenten bij de verwerving van onroerende zaken. Met dit voorstel werd het onduidelijke 'belang bij' uit artikel 26 ge schrapt, waardoor alleen het doorkruisen van het voor keursrecht in principe al voldoende werd om een overeen komst nietig te kunnen verklaren. Verder werden de vrij stellingsmogelijkheden uit artikel 10, de koop- en optieo vereenkomsten, aangescherpt. Dergelijke overeenkomsten bieden volgens het wetsvoorstel nog maar zes maanden vrijstelling van het voorkeursrecht en moeten aan duide lijke criteria voldoen, zoals het vermelden van de prijs en de koper. Het wetsvoorstel, waardoor gemeenten weer meer grip op de verwerving krijgen, is op 1 september 2002 in werking getreden. Het is echter de vraag of gemeenten met dit instrument echt kunnen concurreren met marktpartijen op het gebied van de grondverwerving. Overeenkomsten die al gesloten waren voordat het zogenoemde initiatiefwetsvoorstel werd ingediend, vallen nog onder het oude regime en geven dus nog steeds recht op vrijstelling. Daarnaast zijn er nog steeds constructies mogelijk waarmee de wet ontdoken kan wor den. Kortom, dit instrument, dat gewijzigd werd om een ac tief grondbeleid te ondersteunen, schiet op een aantal pun ten nog steeds tekort. Kostenverhaal Eén van de zaken die gemeenten door de veranderde markt situatie minder goed konden regelen, was het verhalen van kosten van de aanleg van openbare voorzieningen, zoals bij voorbeeld de riolering, wegen en straatverlichting. Over het algemeen worden dergelijke voorzieningen die geen geld opbrengen, aangelegd door de gemeente. Gemeenten kun nen de kosten het eenvoudigst verhalen op de belangheb benden door de kosten door te berekenen in de uitgifteprijs van bouwrijpe grond. Als ze die grond echter niet in eigen dom hebben, schieten de mogelijkheden voor kostenver haal tekort. De ontwikkelingen op het gebied van het in strumentarium voor kostenverhaal sluiten dus nauw aan op de discussies rond grondverwerving. In de notitie uit 1994 werd al aangedrongen op verbetering van de moge lijkheden voor kostenverhaal. Toch zijn de voorstellen op dat gebied lange tijd op niets uitgelopen. Het voorstel voor een grondexploitatieheffing strandde bij de Raad van State, die in het bijzonder bezwaar had tegen het naast en door elkaar lopen van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regelingen. Daarna kwam het idee om een exploitatievergunning in te voeren, die pas afgegeven zou worden als voldaan werd aan een aantal criteria, waar onder een betaling van een exploitatiebijdrage. Zowel van- Door problemen rond de milieu effectrapportage liep de ontwikkeling van de locatie Oosterheem (Zoetermeer) veel vertraging op. uit gemeentelijke hoek als vanuit de overkoepelende organisatie voor pro jectontwikkelaars kwamen positieve reacties, en VNG en NEPROM werkten een voorstel uit voor het regelen van kostenverhaal via een vergunning. De VNG en de NEPROM creëerden een breed draagvlak voor de vergunning, enerzijds omdat er een goede regeling kwam voor kostenverhaal en ander zijds omdat de vergunning zich be perkte tot kostenverhaal en er niet allerlei andere zaken in geregeld wer den. Dit voorstel staat bekend als de smalle vergunning. In de Nota Grond beleid nam het kabinet het voorstel tot invoering van een exploitatievergun ning over, maar vreemd genoeg voeg de het een aantal criteria aan de ver gunning toe, die niet overeen waren gekomen door VNG en NEPROM. Mede hierdoor kost het ontwikkelen van een grondexploitatiewet veel tijd en is de ze nog niet ingevoerd. De gemeentelijke praktijk Hoe zit het nu in de praktijk: maken gemeenten gebruik van de Wvg en an dere instrumenten, hoe worden de GEO-INFO 2004-12 540 I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 38