Reactie
130
n Geo-Info 2004 nr. 10 heeft prof.mr.dr. P. de Haan een
juridische beschouwing gegeven over de voors en tegens
(eigenlijk alleen: de voors) van een centrale registratie
van kabels en leidingen. Hij is in het begin van de jaren '70
lid geweest van twee commissies die gericht waren op de
totstandkoming van zo'n centrale registratie en hij acht het
een kostbare vergissing dat die registratie indertijd niet is
doorgegaan. Zijn argumentatie om het nu alsnog te doen
lean echter niet erg overtuigen, vooral niet in het licht van
de aanleidingen die daarvoor nu zouden bestaan.
Deze zijn tweeërlei: in de eerste plaats is de materie in de
politieke belangstelling komen te staan door het NRC-arti-
lcel "Wachten op de grote klap" van 19 april 2003 waarin de
belangenorganisaties van grondroerders de goegemeente
op effectieve wijze angst hebben aangejaagd. Anderzijds
zijn er de arresten van de fiscale kamer van de Hoge Raad
waarin kabels en leidingen als onroerende zaken zijn aan
gemerkt die, bij gebreke van een bijzondere wettelijke rege
ling, aan verticale natrekking onderhevig zijn. De grondei
genaren zouden dan ook eigenaar zijn van de in hun perce
len liggende kabels en leidingen.
In Bouwrecht 2003 (p. 946 e.v.) heb ik al uiteengezet waar
om het NRC-artilcel een verkeerde voorstelling van zaken
geeft. Wat de grondroerders zouden willen is een situatie
waarin zij "blindelings" kunnen vertrouwen op de ligging
van ondergrondse infrastructuur aan de hand van tekenin
gen. Dit is utopisch is omdat tekeningen nooit méér kun
nen weergeven dan hoe de leiding ooit is gelegd (de leg-
gingsgegevens) terwijl de feitelijke situatie (de liggingsge-
gevens) daarvan in veel gevallen zal afwijken zodat het al
tijd nodig blijft een kabel of leiding eerst handmatig te lo
kaliseren in het veld. Voorts was het angstaanjagende
praktijkvoorbeeld (bij het frezen van een wegdek wordt een
gasbuis geraakt en ontstaat een spectaculaire brand) nu uit
gerekend een voorbeeld van een situatie die is ontstaan
door een onverschillige aannemer: het wegdek dat aan een
opknapbeurt toe was, bleek ooit te zijn aangebracht door
een aannemer die, geconfronteerd met een ondiep liggende
gasbuis geen zin had in vertraging en die de buis daarom
maar gewoon had "mee-geasfalteerd" (ten tijde van het arti
kel was dat nog een beredeneerde speculatie maar het bleek
later inderdaad precies zo te zijn gegaan).
mr. F.J. van
Velsen, advocaat
te Haarlem
specialist
ondergrondse
infraschade.
leven geroepen ten aanzien van kabels
en buisleidingen. Daarvoor is echter al
reparatiewetgeving in de maak.
Veruit het belangrijkste argument is
dat van de grondroerders: zij willen ze
kerheid en daar hebben zij vanuit hun
belang ook groot gelijk in. Het is ech
ter een verlangen dat niet kan worden
bevredigd omdat het voorbijgaat aan
de realiteit. Iedereen die ter plaatse
van een bestaande kabel- of leiding
graafwerk verricht wijzigt de feitelijke
toestand al enigermate. Ervaringsfeit
is dat hetgeen even opzij wordt gelegd
nooit precies wordt teruggelegd zoals
het lag en verder zijn er talloze andere
redenen waarom een situatie na ver
loop van tijd niet meer overeenkomt
met een tekening (een weg wordt ver
breed waardoor een leiding onder het
asfalt komt te liggen; een terrein
wordt opgehoogd waardoor kabel of
buis opeens veel dieper in de grond
komt of juist afgegraven waardoor hij
vlak onder de oppervlakte ligt enz.).
De grondroerders zullen dus altijd in
het veld moeten lokaliseren: het is niet
van belang hoe het ooit is gelegd maar
hoe het inmiddels ligt. Hun belang
kan dus niet worden gediend met een
betere registratie, alleen met een bete
re (lees: goedkopere) opsporingsme
thode, waarbij met name gedacht
De andere aanleiding, de arresten van de Hoge Raad [Bouw
recht 2003] hebben een volstrekt onwerkbare situatie in het
GEO-INFO 2005-3
Juridische argumenten voor een
centrale leidingenregistratie,
een weerwoord uit de praktijk