gen is te zien, dat een fout in één van
de drie richtingen nooit alléén voor
kwam, maar vaak het grootst was in de
hoogte. Vandaar dat de toetsingproce
dure alleen is uitgevoerd op de metin
gen in de lokale hoogterichting
binnen één initialisatie.
Tijdens de toetsingsprocedure zijn to
taal 13 initialisaties (iets meer dan 1%)
verworpen. In de rechter grafieken van
fig. 4 is te zien wat de gevolgen waren
voor de reeks van coördinaatwaarne
mingen. Te zien is dat, met name in de
hoogte, er nog steeds kleine reeksen
van coördinaatwaarnemingen zijn die
opvallen in de reeks. Echter, aangezien
de toetsingsprocedure deze coördi
naatwaarnemingen accepteert, wor
den zij niet verwijderd uit de set van
coördinaatwaarnemingen. Naast deze
uitschieters zijn ook verkeerde coördi
naatwaarnemingen uit de dataset ver
wijderd die het gevolg waren van het
invoeren van een verkeerde antenne
hoogte en een waarneming die het ge
middelde was van een zogenaamde
floatoplossing en een waarneming na
initialisatie. Een totaal van 8272 coör
dinaatwaarnemingen bleef over voor
de analyse van de data, waarbij het
kleinste aantal coördinaatwaarnemin
gen van een enkel referentiestation op
een GPS-lcernnetpunt 230 was.
In tabel 1 worden de intialisatiepogin-
gen per referentiestation gegeven. In
de tabel is het resultaat van de
verschillende intialisatiepogingen te
zien. In de meeste gevallen was binnen
twee minuten een initialisatie volgens
de On The Fly methode gelukt, volgens
de GPS-RTK ontvanger. Bij de On The
Fly methode is geen informatie over de
locatie van de Rover beschikbaar. De
GPS set wordt aangezet en er wordt
een initialisatie gerealiseerd zonder
informatie over de locatie van de ont
vanger. Wanneer binnen twee minu
ten geen initialisatie was gerealiseerd
volgens de On The Fly methode werd
een Known Point initialisatie uitge
voerd. Hierbij wordt bij de initialisatie
informatie toegevoegd over de locatie
van de ontvanger. Dit is uiteraard al
leen mogelijk als de coördinaten van
het punt waar de ontvanger zich be
vindt bekend zijn. Bij de uitvoering
van dit experiment waren de coördina
ten bekend, omdat het experiment is
uitgevoerd op GPS-lcernnetpunten.
Wanneer ook op deze manier geen ini-
Tabel 1. tialisatie kon worden gerealiseerd werd de poging als mis-
Initialisatiepogingen lukt beschouwd. In de tabel is ook het aantal verkeerde ini-
per referentiestation tialisaties aangeven. Daar het aantal initialisatiepogingen
en het resultaat van per referentiemethode verschilt worden behalve aantallen
deze initialisatie- ook percentages ten opzichte van het aantal initialisatiepo-
pogingen. gingen gegeven.
Station
Initialisatie
pogingen
Gelukte On The
Fly initialisaties
Known Point
initialisaties
Mislukte initialisatie
pogingen
Verkeerde
initialisaties
Vast Referentiestation 1
188
141
75%
40
21%
7
4%
3
2%
Vast Referentiestation 2
188
124
66%
43
23%
21
11%
3
2%
Vast Referentiestation 3
172
162
94%
7
4%
3
2%
0
0%
Virtueel Referentiestation
189
158
84%
21
11%
10
5%
7
4%
Eigen Referentiestation
171
167
98%
3
2%
1
1%
0
0%
In de tabel valt op, dat de initialisatie voor de commerciële
referentiestations (eerste vier rijen) veel minder succesvol is
dan de initialisatie voor het eigen referentiestation. Bij het
vaste referentienetwerk verschillen de resultaten voor de
initialisatie per referentiestation. Het aantal verkeerde ini
tialisaties is voor alle vaste referentiestations lager dan bij
het virtuele referentiestation. Bovendien moet worden ver
meld dat de verkeerde initialisaties bij de vaste referentie
stations op afstanden van meer dan 19 kilometer optraden.
Ook de mislukte initialisatiepogingen vonden over het alge
meen plaats op grotere afstand van het referentiestation.
Het vaste referentienetwerk is in de regio Rotterdam zo in
gericht, dat de afstand tot het dichtstbijzijnde vaste refe
rentiestation altijd minder is dan deze 19 kilometer. Het ei
gen referentiestation presteert ten opzichte van de andere
referentiemethoden zeer goed: 98% gelukte initialisaties en
met geen enkele verkeerde initialisatie is het eigen referen
tiestation ook zeer betrouwbaar.
Fig. 5.
Onder en boven
resultaten van
verschillende
referentiemethoden
op twee verschillende
GPS-kernnetpunten.
Van links naar
rechts: Vast
referentiestation,
Virtueel referentie
station en eigen
referentiestation.
Met de schone meetresultaten die na de toetsingsprocedure
beschikbaar waren, is een analyse gemaakt van de nauw
keurigheid van de verschillende referentiemethoden. Fi
guur 5 laat de resultaten zien van de drie verschillende re
ferentiemethoden op twee verschillende GPS-lcernnetpun-
ten. De rode punten in de figuur zijn de verschillen van co
ördinaatmetingen op de GPS-lcernnetpunten met de beken
de waarde van de GPS-kernnetpunten, het zwarte punt is
het gemiddelde van de verschillen van de coördinaatwaar
nemingen ten opzichte van de bekende coördinaten van de
GEO-INFO 2005-3
Em|t4 CirM
EMM
i j-Jh-l
Analyse van de coördinaatwaarnemingen