doende met de conversie van de oude
TOPlOvector naar de objectgerichte
TOPIONL. Alhoewel het datamodel van
de nieuwe TOPIONL voorziet in 3D
geometrie, zal voorlopig nog geen ge
bruik worden gemaakt van deze mo
gelijkheid.
Sinds begin 2004 is het Actueel Hoog
tebestand Nederland [Heerd, 2000] ge
reed. Het AHN is een met behulp van
laseraltimetrie ingewonnen puntenbe-
stand met gemiddeld één hoogtepunt
per 16 m2. In gefilterde vorm bevat het
in principe alleen terreininformatie:
hoogtegegevens van onder meer hui
zen, vrachtauto's en vegetatie zijn er
uit gefilterd. De ongefilterde data be
vat deze gegevens wel, hierbij zijn
alleen de blunders uit de ruwe data
verwijderd.
De beschikbaarheid van zowel een 2D
dataset als een hoogtedataset leidt tot
pogingen om die verschillende data
sets te combineren. Voor visualisatie
toepassingen zullen dit vaalc 'drapes'
zijn, waarbij de 2D dataset over het
hoogtemodel wordt gedrapeerd. In fig.
1 en 2 zijn twee bekende demobeelden
van de AHN website (www.ahn.nl)
weergegeven: het ongefilterde AHN in
combinatie met een luchtfoto van Am
sterdam in fig. 1 en in combinatie met
een stukje TOPlOvector in fig. 2. Alhoe
wel deze 'drapes' aardig zijn als visu
alisatie, ondersteunen ze geen 3D be
rekeningen, doordat de data uit beide
bronnen niet geïntegreerd worden.
De ontwikkeling van 3D topografie is
zowel aanbod- als vraag gedreven. De
benodigde datasets zijn beschikbaar -
zowel topografie als hoogtedata - en
tegelijkertijd creëren het toegenomen
meervoudig ruimtegebruik en het ge
groeide besef van de noodzaak van
duurzame stedelijke ontwikkeling de
-y—
-■ H' «,<- i
Fig. 2.
'Drape' van een stuk
TOPI Ovector over
ongefilterd AHN.
(bron: www.ahn.nl)
vraag naar een 3D topografisch datamodel.
Van 2D naar 3D modelleren
Dimensieaanduidingen van modellen willen nog wel eens
de nodige verwarring veroorzaken, doordat verschillende
typen dimensies door elkaar heen gebruikt worden. De aan
geduide dimensie slaat vaak op zowel de interne als de ex
terne dimensie. De interne dimensie is de (maximale) di
mensie van de primitieven waarmee je modelleert, de ex
terne dimensie is de dimensie van de ruimte waarin je dat
doet. Een primitieve is de eenvoudigste vorm in een bepaal
de dimensie, dus een punt in 0D, een lijn in 1D, een drie
hoek in 2D, etc. Pilouk [3] gebruikt deze twee begrippen om
tot de volgende definities te komen:
2D modelleren met 2D primitieven in een 2D ruimte
2,5D modelleren met 2D primitieven in een 3D ruimte
3D modelleren met 3D primitieven in een 3D ruimte
Dit betekent dus dat er in 2D modellen gebruik kan worden
gemaakt van punten, lijnen en vlakken en dat deze in een
2D ruimte (x,y) worden vastgelegd. 2,5D maakt gebruik van
dezelfde set primitieven, maar dan vastgelegd in 3D ruimte
(x,y,z). Met deze definitie geeft Pilouk voor 2,5D echter een
ruimere definitie dan veel anderen. Vaak wordt 2,5D daar
naast gekenmerkt (ook door de auteur) door de eis dat op el
ke x,y-locatie slechts één z-waarde kan voorkomen. 3D
wordt gekenmerkt doordat naast punten, lijnen en vlakken
ook volumes gebruikt worden om mee te modelleren.
Alhoewel het misschien zo lijkt dat er slechts één tussen
stap zit tussen het beschikbaar hebben van data in 2D en in
3D, is dit in werkelijkheid complexer. De volgende stappen
zijn te onderscheiden:
Objecten in 2D, geen hoogtegegevens beschikbaar;
Objecten in 2D, (deels) met hoogtewaarde als attribuut;
Fig. 1. Objecten in 2,5D: integratie objecten met hoogtegege-
'Drapevan een vens
luchtfoto over Objecten waar mogelijk in 2,5D, in complexe situaties in
ongefilterd AHN. 3 D
(bron: www.ahn.nl) Objecten volledig in 3D.
De eerste stap richting 3D topografie kan het koppelen van
een hoogteattribuut aan ellc 2D object zijn. In fig. 3 is het
resultaat te zien. Aan elk vlak in de TOPlOvector is een ge
middelde hoogtewaarde uit het AHN gekoppeld. De ge
bruikte software, in dit geval ArcView met de 3D Analyst,
GEO-INFO 2005-3
li tefjvffC'