We geven diverse namen aan ons vakge bied en dat mag ook. Het is voor een be drijf vaak handig om het begrip GIS te gebruiken en op de universiteit zijn we gelukkiger met de informatica uitgang. Ik kom op de naamdiscussie door pijn lijke en anderzijds mooie momenten in de afgelopen maanden. De pijnlijke mo menten eerst. We hebben twee geweldi ge collega's verloren. Allebei met hun specifieke betekenis voor ons vakgebied en allebei gebruikten zij zelden het be grip GIS. In april is Frans Dieleman overleden. Hij is 63 jaar oud geworden. Frans was hoogleraar Methoden en Technieken aan het Geografisch Instituut op de Vrije Universiteit en later bezette hij soortgelijke posities in Utrecht, Delft en tot slot bij het Ruimtelijk Planbureau (RPB). In zijn latere functies was hij vooral bekend door zijn onderzoek naar het functioneren van de woningmarkt. Maar Frans heeft voor mij toch vooral naam gemaakt door zijn steun aan geo- informatica, toen we nog niet goed wisten wat we met de nieuwe ICT-moge- lijlcheden in de geografie moesten. Hij was razend enthousiast over de acti viteiten van collega's als Rinus Deurloo en Ab Mulder die beginjaren tachtig in staat waren kaartvervaardiging per computer te laten plaatsvinden. Hij was degene die enthousiast de kwantitatie ve geografie en daarmee GIS in Neder land promootte en ons meenam naar de bijeenkomsten van de 'quantitative geo graphers' in Europa. Professor Diele man was mijn promotor. Hij geloofde heilig in creativiteit, de mogelijkheden van de nieuwe ICT, maar vooral in de lo catie als verklarende factor. Frans, het was veel te vroeg, maar ik zal nooit onze GIS-discussies op het dak van het Barce- lona-stadion vergeten. In februari is Jan Groen overleden. Jan is slechts 43 jaar oud geworden. Ook Jan was actief in Utrecht. Met Jan, Henk Ot- tens en Jan Jaap Harts bespraken we in Texas onze plannen om GIS in Europa te promoten. Maar voor Jan was het vooral de vraag hoe de ruimtelijke ordening beter zou functioneren dankzij GIS. Be gin jaren negentig trad Jan dan ook in dienst bij de Rijksplanologische Dienst (RPD) en verhuisde vanzelfsprekend cir ca tien jaar later mee naar het RPB. Voor Jan werd de naam GIS al snel vervangen door Ruimtescanner en later door Land Use Modelling System (LUMOS). Voor hem stond vast dat we pas succesvol met GIS zouden zijn als we alle beno digde ruimtelijke data konden integre ren met simulatiemodellen die ons in staat zouden stellen het toekomstige landgebruik van Nederland (en Europa) in kaart te brengen en de resultaten te bediscussiëren met de beleidsambtena ren. Op de dag van de bekendmaking van Jan zijn overlijden was er eveneens het pijnlijke gesprek met het RGI bu reau waar men zich afvroeg of LUMOS wel GIS was. Jan, we missen je heel erg. Juist jouw zendingskracht is nog zo noodzakelijk en LUMOS was veel meer GIS dan de meesten op dit moment be seffen. Hoe hard het ook is, we moeten verder zonder hen. Ilc had graag met ze gespro ken over GLIS (Grondregistratie en Land- informatie Systeem), GIS in Suriname. In gesprek met de beide directeuren van het GLIS, Eric Schalkwijk en Harold Struiken, ontdek je direct alle elemen ten die we ook in Nederland vaak aan de orde stellen als we het over de toekomst van de Ravi, het NCGI en NGII hebben. Een gemeenschappelijke geografische infrastructuur die het Suriname moge lijk moet maken om zich efficiënter te ontwikkelen. Enerzijds door een beter kadastraal systeem maar anderzijds door de gegevens ook juist beschikbaar te stellen voor milieu, volksgezondheid, infrastructuur, toerisme en ga zo maar door. Het is genieten om door zo'n mooi land te reizen en je te realiseren dat een dergelijke infrastructuur niet aanwezig is. Mooie actuele kaarten van Suriname zijn een zeldzaamheid. Ook Google laat het grotendeels afweten als we daar gaan zoeken. Oftewel, er is werk aan de winkel, veel werk aan de winkel. De in gemeten percelen moeten in een data base worden ingebracht. Luchtfoto's moeten er komen dus er moet gevlogen gaan worden. De foto's moeten bewerkt Henk Scho/ten maar dan ook vooral beschikbaar wor den gesteld. Plaatsbepaling moet op een volledig andere wij ze tot stand gaan ko men. De internationale wetenschappe lijke gemeenschap heeft sinds 1991 een belangrijke inspanning gedaan om internationale standaarden betreffende GPS data-acquisitie en dataverwerking te ontwikkelen en promoten. Al deze activiteiten vinden plaats onder de supervisie van de International GPS Service (IGS). Maar als je nu mag begin nen, zoals in Suriname het geval is, dan moet het toch totaal anders gaan dan we in Nederland hebben gedaan. Ofte wel, geen NCGI's en Ravi's in Suriname, maar wat dan wel? De Nederlandse over heid heeft 11 miljoen Euro steun aange boden bij dit project. Met andere woor den: er is geld. Inmiddels hebben Eric en Harold en hun coördinatrice Kitty er voor gezorgd dat er draagvlak ontstaat. Met grote regelmaat berichten de Suri naamse kranten over GLIS. Het GLIS is zelfs onderdeel van de verkiezingsstrijd. Maar de vraag is evident. Een nieuwe geo-informatie infrastructuur voor Su riname. Hoe pakje zoiets aan? Luchtfo to's, GPS-netwerlc, software, hardware, opleidingen, organisaties, samenwer ken. Natuurlijk willen we als Nederlan ders graag helpen maar we hebben een koloniaal verleden dus daar moeten we ook voorzichtig mee zijn. Anderzijds werken er vele Surinamers hier in Nederland in de GLIS-industrie. Bij ge meentes, particuliere bedrijven, bij onderwijsinstellingen. Is dit niet het moment om u te verenigen en een dis cussiegroep te starten? GLIS, de geogra fische infrastructuur voor het Caribi sche gebied. Ilc weet zeker dat GIN daar een rol bij wil én kan spelen. Profdr. HenkJ. Scholten Hoogleraar Ruimtelijke Informatica Vrije Universiteit (Spinlab) Tevens mede-oprichter en directeur van Geodan. Reacties op deze column zijn welkom naar henlc@geodan.nl GEO-INFO 2005-6 X Geo-lnfo in Onderzoek en Onderwijs Geo-informatica, mensenwerk! 299

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2005 | | pagina 25