In dit onderzoek is gekeken of hoogte- gegevens in het Actueel Hoogtebe stand Nederland (AHN) kunnen bijdra gen aan een objectieve beoordeling. Doordat het AHN landsdelckend be schikbaar is, zijn er hoogtegegevens voor iedere molenbiotoop waardoor deze op een vergelijkbare manier kun nen worden beoordeeld. De biotoopnorm Om de molenbiotoop te beschermen heeft De Hollandsche Molen al in 1946 praktijknormen vastgesteld in de zoge noemde l:100-regel. Deze regel houdt in dat elke 100 meter verder van de molen een obstakel één meter hoger mag zijn. De eerste 100 meter moet wel vrij blijven. Obstakels gelegen op meer dan 400 meter van de molen wor den niet meer als hinderlijk be schouwd. Omdat de l:100-regel in de bebouwde omgeving niet langer toe pasbaar bleek, zijn door De Holland sche Molen in 1982 nieuwe normen ontwikkeld en vastgelegd in het rap port "De inrichting van de omgeving van molens" [Werkgroep Molenbio toop, 1982]. Volgens de biotoopformu le (onderstaand kader) is te berekenen Evert-Jon La mé ris. Beleidsmede werker bij het programma DURP van het Ministerie van VROM. De biotoopformule De biotoopformule is als volgt: H(x) X/n c z waarin: H hoogte obstakel X afstand obstakel tot molen n 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied c constante 0,2 z askophoogte (helft van lengte gevlucht evt. stellinghoogte) De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels. Bij stellingmo lens en andere verhoogde molens is de stellinghoogte bepalend. Obstakels binnen 100 meter moeten onder dit niveau blijven. Van af 100 meter geldt een oplopende lijn die met de biotoopformule te bepalen is. Wanneer de omgeving van de beschouwde molen voldoet aan deze eisen uit de formule is er sprake van een toelaat bare situatie. hoe de obstakelhoogte van gebouwen en bomen zich ver houdt tot de afstand van de molen. Anders gezegd: hoe hoog mag een bepaald obstakel zijn op een bepaalde af stand van een molen zonder windbelemmering te veroorza ken? De biotoopformule wordt vooral toegepast om te kunnen be palen of een enkel obstakel op een bepaalde afstand van de molen 'te hoog' is. Het is echter zeer arbeidsintensief om een complete biotoop-inventarisatie te maken omdat dan alle ob jecten (waaronder bomen) met hun hoogte in een gebied tot 400 meter van de molen moeten worden geïnventariseerd. Gebruik van geo-informatie Tijdens mijn studie kwam ik in aanraking met het Actueel Hoogtebestand Nederland. De hoogtegegevens in het AHN - landsdeklcend en met een hoge dichtheid - zijn verkregen met behulp van laseraltimetrie. Bij het aftasten van het aardoppervlak wordt geen onderscheid gemaakt tussen het maaiveld en eventuele objecten die boven het maaiveld zijn gelegen. Omdat de hoogte van bomen en huizen juist inte ressant zijn voor het bepalen van de windhinder in de mo lenbiotoop heb ik deze - voor veel toepassingen weggefïl- terde - hoogtegegevens gebruikt in mijn onderzoek. Obstakels die windhinder voor molens veroorzaken kunnen dus in de hoogtegegevens zijn opgenomen. De hoogtemetin gen in het AHN zijn op willekeurige plaatsen op en boven het maaiveld verricht. Er is als het ware een deken over het gebied neergelaten, waarbij met een minimale dichtheid van één meting per 16 m2 gegevens zijn ingewonnen. Onderzoeksmethodiek Binnen de 400 meter molenbiotoop zijn in het AHN mini maal 30.000 hoogtemetingen verricht. Met behulp van de biotoopformule zijn deze hoogtemetingen geanalyseerd. Van elke meetlocatie is de afstand tot de bijbehorende mo len vastgesteld. Met de biotoopformule is vervolgens be paald hoe hoog het betreffende obstakel mag zijn. Wanneer de meetwaarde uitkomt boven de maximaal toegestane hoogte is er sprake van een overschrijding van de biotoop norm. Hoe groter de overschrijding van de biotoopnorm op een bepaalde locatie, hoe meer windhinder dit voor de mo len oplevert. Alle metingen en berekeningen tezamen leve ren een beeld van de locaties op waar de biotoopnorm wordt overschreden met de mate van overschrijding. Molengegevens Om de biotoopformule te kunnen gebruiken, moeten alle gegevens voor het invullen van de biotoopformule bekend zijn. Gegevens over alle molens, zoals wieklengte en even tueel stellinghoogte, worden bijgehouden in het Neder lands Molenbestand van De Hollandsche Molen. Wat echter ontbrak was de locatie van de molen, die noodzakelijk was om de molens te kunnen combineren met de hoogtegege vens uit het AHN. GEO-INFO 2005-6 QMill ilDfLlfot+i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2005 | | pagina 29