De Nederlandse windmolens moesten dus 'op de kaart' wor- Fig. 2. den gezet. De meeste molens zijn als puntobjecten in Hoogtemetingen ToplOvector opgenomen. Andere locaties zijn afgeleid uit die de biotoopnorm andere bronnen zoals de Rijksdienst voor Monumenten zorg die alle Rijksmonumenten op de kaart heeft gezet. Voorts hebben enkele provincies molens in hun Cultuur historische Hoofdstructuur opgenomen. Voor molens waar van geen locatie in bestaande gegevens te vinden was, bij voorbeeld recentelijk verplaatste molens, is enig veldwerk verricht met behulp van een GPS-ontvanger. Alle molens in het Nederlands Molenbestand zijn op deze manier voorzien van een X- en een Y-coördinaat (onderstaand kader). overschrij den Molenlocaties op het internet De voor dit onderzoek uitgezochte molenlocaties zijn beschikbaar voor iedereen die er gebruik van wil maken. Op www.molen- kaart.tk is via een internetviewer een digitale kaart van Nederland te zien waar alle molenlocaties op staan. Aan de molenlocaties zijn de naam en plaats gekoppeld. Tevens is er een link opgeno men naar de administratieve gegevens in de molendatabase op de website van De Hollandsche Molen. De molenlocaties kunnen ook middels een WebMapService (WMS) in bestaande geografische informatiesystemen worden ingelezen. De WMS is te vinden op internet: 82.168.224.120/cgi-bin/mapserv. exe?map=e:/website/molens/molens.map Aangezien de wielclengtes van windmolens verschillen, is het niet mogelijk om een overschrijding van de biotoop norm in meters voor verschillende molens te vergelijken. De 'verticale' invloed van een obstakel is ongeveer twee maal de hoogte van het object [Wieringa en Rijlcoort, 1983]. Een obstakel met de hoogte van een halve wieklengte heeft dus effect op de gehele molen. Obstakels die meer dan een halve wieklengte boven de biotoopnorm uitsteken, leveren dus een maximale windhinder op voor de molen. De mate van overschrijding kan gestandaardiseerd worden door de overschrijding in meters te relateren aan de halve wiek lengte in meters. Hierdoor ontstaat een dimensieloze maat voor de overschrijding van de biotoopnorm, de relatieve overschrijding, die vergelijkbaar is voor alle molens. Voorbeeld: Op een bepaalde locatie steekt een object 5 me ter boven de biotoopnorm uit. Bij een molen met een wiek lengte van 20 meter bedraagt dan de relatieve overschrij ding 5/(0,5 20) 0,5. In fig. 2 is voor een molen te zien welke hoogtemetingen de biotoopnorm overschrijden, de kleur van de stippen corres pondeert met de categorie-indeling in tabel 1. Relatieve <0.2 0.2- 0.4- 0.6- >0.8 overschrijding 0.4 0.6 0.8 Kleur Categorie 1 2 3 4 5 Fig. 3. Indeling in hoofdwindrichtingen Ondergrond Topografische Dienst Kadaster De hoogtemetingen in de molenbiotoop die de biotoopnorm overschrijden, vor men een ongeordend geheel. Door de opbouw en de eigenschappen van het AHN varieert de ligging van de hoogte metingen. Bovendien is de ligging van windhinderobj ecten in iedere molen omgeving verschillend. Naast de mate van overschrijding moet dus ook de lig ging van de hoogtemetingen gestan daardiseerd worden om ze voor verschil lende molens vergelijkbaar te maken. De hoogtemetingen zijn ruimtelijk ge standaardiseerd op basis van de acht hoofdwindrichtingen (fig. 3). Binnen een hoofdwindrichting is een indeling gemaakt in sectoren. Op basis van af stand en hoek worden de hoogteme tingen per molenbiotoop in sectoren ingedeeld. Per hoofdwindrichting is de volgende indeling gemaakt: er zijn acht ringen gemaakt van elk 50 meter lang zodat ze de volledige 400 meter beslaan en elke ring is verdeeld in één tot acht sectoren. Per hoofdwindrich ting ontstaan zo 36 sectoren. Als voor beeld is de sector noord weergegeven (fig- 4). Tabel 1. Categorie-indeling op basis van de relatieve overschrijding. Hoorn NHM06*! Was Zuidcrai Zv "J GEO-INFO 2005-6 N» 'Ï'-VH -I 304 Overschrijding Sectoren

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2005 | | pagina 30