Ondergrond Topografische Dienst Kadaster De sectoren zijn voor iedere molen gelijk. Hierdoor zijn de molenbio topen onderling te vergelijken. De willekeurig verspreide hoogtemetin gen die de biotoopnorm overschrij den, zijn steeds toegekend aan één van de 36 sectoren. De maximale re latieve overschrijding in elk sector leidt tot de sectorscore. In fig. 5 is voor dezelfde molen als die uit fig. 2 ruimtelijk te zien hoe deze stan daardisatie uitpakt. Fig. 4. Sectorindeling noord binnen de hoofdwindrichting Fig. 5. Standaardisatie van de hoogtemetingen om molens onderling te vergelijken. Maximale <0.2 0.2- 0.4- 0.6- relatieve 0.4 0.6 0.8 overschrijding Kleur Sectorscore 1 2 3 4 >0.8 Nadat de overschrijdingen en de loca- Tabel 2. ties van de hoogtemetingen in sector scores zijn gestandaardiseerd, moeten deze verwerkt worden tot één resul taat per molen. Hierbij wordt aange sloten bij de huidige waarderingsme thodiek waarbij de categorieën slecht, bedenkelijk, matig, aanvaardbaar en goed worden onderscheiden. Sectorscore op basis van de relatieve overschrijding. Voor iedere molen worden de sectorscores opgeteld zodat per molen een totaalscore ontstaat. Op basis van deze to taalscores zijn de molens ingedeeld in de bekende vijf cate gorieën. Bij de toekenning van de categorie is gestreefd naar een brede spreiding zodat de molens onderling goed te vergelijken zijn. Resultaten Voor alle Drentse molens is met behulp van hoogtegege- vens uit het AHN een score voor de windhinder in de mo lenbiotoop bepaald (fig. 6). Van deze 35 molens zijn de hoogtegegevens in een straal van 400 meter rond de mo len meegenomen in het onderzoek. Het ging in totaal om 1.406.736 hoogtemetingen, waarvan uiteindelijk 34.800 hoogtemetingen de biotoopnorm bleken te overschrijden. De hoogtemetingen zijn volgens de geschetste methodiek verwerkt om te komen tot de totaalbeoordelingen van de molens. Fig. 6: De beoordeling van alle Drentse molens De beoordeling zou nog verfijnd kunnen worden door de overheersende windrichting als factor in de berekening mee te nemen. Zo zal een obstakel in de sector zuidoost minder windhinder veroorzaken dan een vergelijkbaar ob ject in de sector zuidwest. Geen absolute waardering Met behulp van hoogtegegevens uit het AHN is geprobeerd op een nieuwe manier naar de molenbiotoop te kijken. Ge beurde de boordeling van de molenbiotoop voorheen door verschillende molenaars op basis van een visuele inschat ting, met de ontwikkelde methodiek is het mogelijk alle molens op dezelfde wijze te beoordelen. Hoeveel invloed de windhinder op het vermogen van een molen heeft, is lastig in te schatten. De ontwikkelde methodiek is daarom ook niet geschikt om de biotoop in absolute zin te waarderen. Wel zijn de waarderingen van de molens nu onderling ver gelijkbaar waardoor een rangschikking tussen ernstige ge vallen van windhinder of juist goede molenbiotopen moge lijk is. Op basis hiervan kan prioriteit worden gegeven aan GEO-INFO 2005-6 r 305

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2005 | | pagina 31