op basis van sensorkaralcteristieken
die voor de lancering van ENVISAT zijn
verzameld en 2) een lcalibratie op basis
van externe metingen aan heldere op
pervlakten op de aarde. In het laatste
geval zijn metingen gebruikt die zijn
gemaakt bij Railroad Valley Playa. De
ze zoutvlalcte in de woestijn van Neva
da is zo homogeen en stabiel in reflec
tie-eigenschappen dat deze locatie
veelvuldig wordt gebruikt voor het ka
libreren van aardobservatiesatellieten.
Na de introductie in MERIS-lcalibraties De Railroad Valley
presenteerde Zurita de resultaten van
de landgebruikclassificaties die hij
had gemaakt op basis van de gekali
breerde MERIS-beelden. Deze resulta
ten tonen aan dat de kalibraties maar
weinig invloed hebben op de nauw
keurigheid van de landgebruikclassifi
caties. De nauwkeurigheid en RMSE
(Root Mean Squared Error) van de ver
schillende classificaties verschilden
slechts met enkele tienden van procen
ten waarbij het best gekalibreerde
beeld wel de laagste RMSE had. Zijn
conclusie was dan ook dat de kalibra
ties weinig invloed hebben op een rela
tief kwalitatieve toepassing als landge
bruikclassificatie, maar voor meer
kwantitatieve toepassingen kunnen ze
wel van belang zijn.
Playa calibratie site
voor MER1S
De enige presentatie over het Advan
ced Along Track Scanning Radiometer
(AATSR) instrument aan boord van EN
VISAT werd deze middag gegeven door
Dave Smith van Rutherford Appleton
Laboratory. De AATSR is de opvolger
van de ATSR-1 en ATSR-2 sensoren aan
boord van de ERS1 en ERS2 satellieten
en die serie van satellieten is vooral ge
richt op het opbouwen van een langja
rige tijdserie (vijftien jaar) van oceaan-
temperatuurgegevens om klimaatveranderingen te bestu
deren. Het unieke aan de (A)ATSR-satellieten is dat ze het
aardoppervlak onder twee kijkhoeken observeren: recht
naar beneden en schuin naar voren. Door deze configuratie
is het mogelijk om de samenstelling van de atmosfeer goed
te bepalen waardoor de (A)ATSR-waamemingen heel goed
atmosferisch gecorrigeerd kunnen worden en dus zeer
nauwkeurige metingen van de temperatuur van het oceaan
oppervlak opleveren. In de praktijk blijken de temperatuur-
schattingen van AATSR een nauwkeurigheid van 0,3 °C te
hebben over de oceanen.
Ondanks dat de voornaamste toepassing van de (A)ATSR is
gericht op oceaantoepassingen, is er de laatste jaren veel
aandacht geschonken aan het gebruik van de resultaten
van de sensor op het land. Sinds maart 2004 wordt ook een
product beschikbaar gemaakt dat de temperatuur op het
landoppervlak beschrijft. Smith presenteerde een voor
beeld van oppervlakte temperatuur van de Groenlandse ijs
kap waarbij het opvallend was dat het AATSR-instrument
gevoelig genoeg was om de temperatuurverschillen op de
ijskap waar te nemen. Validatie van het landoppervlakte-
temperatuur product vindt plaats op basis van een aantal
homogene gebieden in de woestijn. De resultaten laten zien
dat de nauwkeurigheid ruim binnen het gestelde doel van
2,5 °C valt.
Smith besloot zijn verhaal met de aankondiging dat het vol
ledige A)ATSR-archief beschikbaar zal komen. De eerste data
zal in maart 2006 beschikbaar worden gemaakt en in decem
ber 2007 moet de volledige tijdserie (1991-2007) gereed zijn.
Freek van der Leijen van TU-Delft besloot de middag met
een presentatie van zijn werk over deformatiemetingen van
het aardoppervlak met behulp van radarsatellieten (detecti
on and monitoring of surface movements with ASAR inter-
ferometry). Deze techniek, interferometrie genoemd, be
staat al een aantal jaren en maakt gebruik van verschillen
in de fase van het radarsignaal tussen twee opeenvolgende
satellietwaarnemingen. Met deze techniek kan bijvoor
beeld zeer goed worden gevisualiseerd wat de oppervlakte
deformatie is als resultaat van een aardbeving met een
nauwkeurigheid van enkele millimeters. Hij presenteerde
het interferogram van de aardbeving bij Bam (Iran) hierbij
als voorbeeld.
Pogingen om deze techniek in te zetten voor het meten van
bodemdaling, als gevolg van bijvoorbeeld gaswinning,
blijkt echter aanzienlijk lastiger. Dit wordt veroorzaakt
door temporele decorrelatie van het aardoppervlak doordat
bijvoorbeeld velden worden geploegd of gewassen groeien
waardoor het aardoppervlak tussen de twee radaropnamen
'verandert'. Om dit probleem te omzeilen wordt nu gebruik
gemaakt van een techniek die in een serie van radarbeelden
een aantal sterk reflecterende objecten zoekt die in de tijd
een stabiel reflectiepatroon laten zien. Voor deze objecten
wordt de deformatieberekening uitgevoerd. Bij deze tech
niek ontstaat dus geen vlalcdekkend beeld maar een verza
meling punten die vervolgens afzonderlijk geïnterpreteerd
moeten worden.
Van der Leijen toonde een voorbeeld van de stad Delft waar
bij uit de puntenwollc duidelijk te zien was dat de noordzij-
GEO-INFO 2005-7/8