Een analyse van twaalf topografische diensten an oudsher zijn NMAs verantwoordelijk voor de pro ductie van topografische kaarten op verschillende schalen. Vanaf het begin van de jaren zeventig werd de productie van de topografische kaarten verbeterd door de lijnen, punten en polygonen die de topografische objec ten weergeven, en ook de symbolen en toponiemen, digi taal op te slaan. In sommige gevallen werd de symbologie samen met de topografische informatie opgeslagen en in andere gevallen werd er onderscheid gemaakt tussen de topografische informatie enerzijds (Digital Landscape Mo del: DLM) en de manier waarop de informatie op de kaart of tegenwoordig op het beeldscherm verschijnt anderzijds (Digital Cartographical Model: DCM). In 1973 werd het begrip 'generalisatie' door ICA (Interna tional Cartographic Association) gedefinieerd als 'de selec tie en vereenvoudigde representatie van detail ten behoeve van de schaal en/of het doel van een kaart' [ICA, 1973]. In de hedendaagse praktijk is naast een leesbare kaart ook het genereren van een dataset met een lagere resolutie een belangrijk doel van generalisatie geworden. NMAs hebben het concept van generalisatie al geïntrodu ceerd voordat digitale topografische datasets beschikbaar kwamen. In het begin was het generalisatieproces nauwe lijks geautomatiseerd: de grootschalige kaart werd gepro jecteerd op het scherm waarna de lcartograaf de kleinere schalen bewerkte door generalisatieregels interactief toe te passen. De definitie van regels zoals "als gebouwen een weg raken of overlappen moeten zij verplaatst worden naar een afstand van tenminste 0,2 mm van de weg, tenzij de echte afstand minder dan zes meter bedraagt" [Topo grafische Dienst, 1997] standaardiseerde de manier waar- Dr. J.E. Stoter Department of Geo-lnformation Processing, ITC op verschillende lcartografen de gene ralisatie uitvoerden. Met de beschik baarheid van topografische informa tie in een vectordatabase werd de vraag interessant of informatie op kleinere schalen direct en automa tisch afgeleid kan worden van groot schalige datasets. In dit artikel zal hier een antwoord op worden gegeven op basis van de resultaten van de ge neralisatieworkshop. Eerst zal het ge neralisatieproces inclusief het toe komstige beleid binnen de verschil lende NMAs worden samengevat, waardoor inzicht wordt gegeven in de 'state-of-the-art' van generalisatie binnen NMAs. Een uitgebreide be schrijving van de generalisatie binnen deze NMAs is te vinden in [Stoter, 2005]. Dit artikel is terug te vinden op www.geo-info.nl. In het tweede ge deelte van dit artikel zal beschreven worden welke generalisatie-onderwer pen nog nader onderzoek nodig heb ben. In dit artikel zal de nadruk liggen op datasets die worden geproduceerd en beheerd voor het (re)presenteren van topografie en niet op andere data sets zoals kadastrale gegevens (in som mige landen ook beheerd door NMAs), orthofoto's en DTMs. GEO-INFO 2005-7/8 Generalisatie in de praktijk Generalisatie is al decennia lang een populair onderwerp binnen het geo- informatie-onderzoeksveld. Dit heeft interessante onderzoeksresultaten opgeleverd. Maar hoe zit het met generalisatie in de praktijk? Profiteren topografische diensten (National Mapping Agencies: NMAs) van deze onder zoeksresultaten en welke onderwerpen hebben nog nader onderzoek nodig? Om een antwoord te krijgen op deze vragen is op het ITC Enschede een work shop georganiseerd op 31 maart en 1 april 2005. De workshop is bezocht door twaalf NMAs: België, Catalonië (Spanje), Denemarken, Frankrijk, Groot- Brittannië, Nederland, Ierland, Zwitserland, Zweden en drie Bundeslander uit Duitsland: Niedersachsen, Baden-Württemberg en Nordrhein-Westfalen. In dit artikel worden de belangrijkste resultaten van de workshop besproken. m

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2005 | | pagina 6