den datasets nog afzonderlijk geüpdatet (1:1001c dataset in Denemarken, 1:501c dataset in België, 1:1001c dataset in Nederland). Als de specifieke dataset nog niet bestond, zoals in sommige NMAs het geval is (1:501c dataset in Duitsland en Denemarken, 1:251c database in Catalonië, 1:1001c data set in Frankrijk), is een eerste versie vervaardigd door een malige generalisatie van een grootschalige dataset. Generalisatie concentreert zich dus voornamelijk op gene ralisatie van updates. Dynamische generalisatie, waarbij al leen een basisdataset wordt opgeslagen en waarbij op ver zoek een kleinere schaal dynamisch wordt gegeneraliseerd, wordt op korte termijn vanwege de nog benodigde interac tie (zie paragraaf Implementatie) niet haalbaar geacht. Ook schaalloze bestanden, waarbij bestanden niet in schaalstap- pen maar op elke gewenste schaal kunnen worden gegeven, worden op korte termijn niet realiseerbaar geacht. Een be langrijke beslissing in de conceptuele architectuur is welke benadering te volgen: de ster- of ladderbenadering? (fig. la en lb) [EuroGeographics, 2005]. In de ladderbenadering, ge volgd door België en Duitsland, worden de kleinere schalen stapsgewijs schaal voor schaal gegeneraliseerd. Het alterna tief is de sterbenadering waarbij elke kleinschalige dataset wordt gegeneraliseerd op basis van dezelfde basis dataset. Denemarken, Frankrijk, Zwitserland en Catalonië hebben gekozen voor een mix van beide. Hierbij worden de groot tot middenschalige datasets afgeleid van de basisdataset en de kleinere schalen van één middenschalige dataset. Groot- Brittannië, Ierland, Nederland en Zweden moeten nog een beslissing nemen. Een andere belangrijke beslissing betreft het wel of niet onderscheid maken tussen lcartografische generalisatie, die tot doel heeft de leesbaarheid te vergro ten, en model-generalisatie, die tot doel heeft een database met lagere resolutie te genereren. NMAs zoals Denemarken, de LGN-benadering in Duitsland (kader p. 331) en Catalonië argumenteren dat overlappende objecten oolc in lagere re solutie databases niet gewenst zijn en daarom verplaatst dienen te worden. Wanneer voor een bepaalde toepassing alleen niet-verplaatste objecten nodig zijn, met topografi- Qutpul gedefinieerd door klanl 1:250 DQQ outpul 1:50 000 OQO ouïpul Fig. la en b. De ladderbenadering (boven) en de sterbenadering (onder) in het generalisatieproces [Euro-Geographics, 2005]. sche precisie in plaats van lcartografi sche precisie, zal gebruik moeten wor den gemaakt van een grotere schaal en dus meer accurate en preciezere infor matie. Andere NMAs zien het verplaat sten van objecten om de lcartografi sche leesbaarheid te vergroten als een handeling die niet zinvol is wanneer alleen een lagere resolutie database wordt gegenereerd zonder de lcarto grafische representatie. Implementatie De derde fase betreft de implementa tie van de automatische generalisatie. De implementatie bestaat uit twee be langrijke elementen: 1. geautomatiseerde voortplanting van de voor de betreffende schaal rele vante updates en 2. generalisatie van updates. De rele vantie van updates is belangrijk om dat niet alle updates zinvol zijn voor alle schalen. Bijvoorbeeld een geometrie-aanpassing van vijf me ter is belangrijk op schaal 1:101c maar levert geen informatieverbete ring op voor een 1:501c dataset. In alle deelnemende NMAs zijn speci fieke generalisatiebewerkingen (opera toren) al geautomatiseerd. Er wordt een breed scala aan softwaretechnie- ken gebruikt: Laser-Scan (Lamps2/Clari- ty), CHANGE/PUSH, SICAD/Open, Micro Station, ArcGIS, Safe (FME) en daar naast oolc veel zelf ontwikkelde algo ritmen (België, Niedersachsen, Nord- rhein-Westfalen, Baden-Württemberg, Denemarken, Catalonië, Zweden, Groot-B rittannië en Frankrijk). Dit geeft aan dat er geen algemene benade ring is van het generalisatieprobleem. Wel hebben België, Frankrijk, Dene marken en Groot-Brittannië zich ver enigd in een Clarity-gebruilcersgroep (Magnet: Mapping Agencies Generali zation NETworlc). Deze groep komt twee lceer per jaar bijeen om ervarin gen en algoritmen uit te wisselen. Tijdens de workshop werd geconclu deerd dat oolc in de vernieuwde produc tieprocessen, waarbinnen automatische generalisatie een belangrijke rol zal krijgen, generalisatie nog steeds veel menselijke interactie zal vereisen. Dit wordt veroorzaakt door de complexiteit van het generalisatieproces. De NMAs van Catalonië, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië hebben wel al fundamentele stappen gezet in de richting van een (zo) automatisch 1 'JMXCciJJput DJtpul GEO-INFO 2005-7/8 if CLittJu**

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2005 | | pagina 8