(mogelijk) generalisatieproces. In de huidige productie in Groot-Brittannië wordt de meeste generalisatie nog wel handmatig uitgevoerd. Automatische generalisatie is namelijk alleen nog in onderzoek geïmplementeerd (prototy pes). Pas wanneer het onderzoek (op dit moment zich vooral concentrerend op het generaliseren van de 1:501c kaarten- serie) voldoende concrete resultaten heeft opgeleverd, zullen de resultaten in productie worden genomen. Voor een verdere beschrijving van de stand van zaken bij de deelnemende NMAs, zie onderstaand kader. Relaties tussen verschillende schalen De laatste fase is het creëren van expliciete links tussen de datamodellen op de verschillende schalen en, als deze data- modellen eenmaal gevuld zijn, tussen de objecten uit de verschillende schalen. Het AdV-project in Duitsland biedt al de mogelijkheid om automatische relaties tussen objecten uit verschillende schalen te leggen en te beheren. Catalonië heeft de datamodellen zodanig aangepast dat de coherentie tussen de verschillende schalen wordt gewaarborgd maar links op objectniveau worden nog niet beheerd. De andere NMAs zullen er ook voor zorgen dat de consistentie tussen de vernieuwde datamodellen op de verschillende schalen gewaarborgd wordt. Naast het AdV-project is er momenteel geen enkele NMA die de relaties tussen datasets op verschil lende schalen expliciet beheert. Stand van zaken bij de NMAs Catalonië werkt al sinds begin jaren negentig aan automatische ge neralisatie maar de menselijke interactie in het generalisatieproces is nog steeds groot. Catalonië beheert zowel databases als digitale kaarten die met behulp van software (CHANGE, zelfontwikkelde software) en interactie van elkaar worden afgeleid in een gemixte ladder-sterbenadering (fig. 2). Opmerkelijk is dat de l:50k en 1:2501c digitale kaarten apart van maar ook frequenter dan de bijbehoren de databases worden geüpdatet waardoor de lcartografische output recenter is dan de bijbehorende databases. De reden hiervoor is dat het veel (interactief) werk kost de kaarten vanuit de databases te ge nereren. In Denemarken wordt de 1:501c momenteel zo automatisch mogelijk afgeleid uit de l:10k dataset (beheerd als een naadloze Oracle data base) door gebruik te maken van Lamps2/Clarity-software en zelf ontwikkelde algoritmen. Achteraf wordt de output handmatig ge controleerd. In Duitsland worden datasets in de schaalrange 1:101c tot 1:1001c be heerd door de Bundeslander zelf en datasets kleiner dan 1:1001c door het Bundesamt für Kartographie und Geodasie. Alle Bundes lander samen hebben een datamodel ontwikkeld voor een Base-DLM (ongeveer schaal l:10k) en een DLM50 (ongeveer schaal 1:501c) in het ATKIS project (fig. 3) [Birth, 2003]. Het Base-DLM is door de afzonder lijke Bundeslander gevuld met data op basis van bestaande datasets (digitale kaarten). De dataset l:50k wordt momenteel eenmalig ge genereerd uit het Base-DLM waarna alleen de updates worden gege neraliseerd. Er worden twee verschillende benaderingen gevolgd om de 1:501c dataset uit het Base-DLM te genereren: het AdV-project (Arbeitsgemeinschaft der Vermessungsverwaltungen), waarin ze- DATAflASES MAPS M4P WIP Ï<1 er w Fig. 2. Generalisatie workflow in Catalonië. lUtiU- 250 K0 Update proctti Fig. 3. Datasets en generalisatie in het ATKIS project. ven Bundeslander participeren (onder meer Nordhrhein-Westfalen en Baden-Württemberg) en de LGN-benadering (Landesvermessung und Geobasisinformation Niedersachsen) waarin negen Bundeslan der participeren. Het AdV-project maakt onderscheid in modelgeneralisatie (resulte rend in een DLM50.1) en kartografische generalisatie (resulterend in een DLM50.2). De modelgeneralisatie is al in productie en wordt 100% automatisch uitgevoerd waarbij de objecten de locatie behou den van het Base-DLM (geometrietype kan wel veranderen of wor den gegeneraliseerd). Expliciete links tussen het Base-DLM en het DLM50.1 worden gebouwd en beheerd. De kartografische generali satie is nog in ontwikkeling en zal worden uitgevoerd door gebruik te maken van een mix van zelfontwikkelde en commerciële soft ware. Verwacht wordt dat 30% tot 40% menselijke interactie nodig zal blijven. De LGN-benadering kent alleen een DLM50 dat geba seerd is op zowel kartografische als modelgeneralisatie. De genera lisatie wordt zo automatisch mogelijk uitgevoerd maar in complexe situaties speelt menselijke interactie nog een belangrijke rol (fig. 4). De DLM50 wordt in deze benadering apart beheerd en is een vector database met kartografische nauwkeurigheid. Frankrijk heeft net als Groot-Brittannië de beschikking over een apar te onderzoeksgroep waar het generalisatieprobleem op fundamen teel niveau wordt onderzocht. De Franse NMA (IGN) heeft goede onderzoeksresultaten behaald (gepubliceerd in een aantal proef schriften) op het terrein van platformontwikkeling, algoritmen, karalcterisatie van de ruimte, generalisatiemodellen en evaluatie van generalisatieresultaten. Ook Frankrijk implementeert de onderzoeksresultaten, vooral gecentreerd rond de kartografische generalisatie, in productie wanneer in testprojecten goede resulta- GEO-INFO 2005-7/8 Bf-IM UJLP l$M - AJipj-ld V."«n dilliïtrtCJl v ii;u T fóU vi - rc.i- «C'-ii - K ■L

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2005 | | pagina 9