ziet bij den eersten oogopslag dat de
kaart vervaardigd is door iemand die
de kunst van topografisch teekenen
verstaat", heet het in een recensie
[N.N., 1888].
Dat de vele beekkronkelingen, fijne
hellingschrapjes en hoogtecijfertjes
(fig. 5) op een wandkaart eigenlijk niet
tot hun recht komen, wordt echter in
recensies uit die tijd nog niet opge
merkt. Maar Beelcmans wandkaarten waren toch succesvol
Fig. 5. Fragment
en leidden zelfs bij Thieme tot wat we nu 'spin-offs' zouden (Wageningen en
noemen. De 'Blinde Kaart van Nederland' (1897) van H. Deel
man, een 'hoofd eener school te Amsterdam', had een van
Beelcmans kaart afgeleide tekening gemaakt en was bedoeld
om als repetitielcaart naast die van Beekman te worden ge
bruikt. En ook de 'Schoollcaart van het Hollandsch-Utrecht-
omgeving) van de
'Schoolkaart van
Gelderland' van
AA. Beekman. De
waterstaatkundige
sche Polderland' (1901) van J.B.A. Saeys, een schoolhoofd in toestand krijgt veel
Haarlem, is wat betreft het onderwerp en de nadruk op de aandacht (bijvoor-
hydrografie zeer 'Beelcmaniaans'. Door het tegenvallende beeld de rivierdijken).
succes van Beelcmans 'Aardrijkskunde van Nederland' (1890)
en de toenemende kritiek uit fysisch-geografïsche hoek op
de veronachtzaming van de hoge, ou
dere helft van Nederland zou Beekman
rond 1900 de schoolaard-rijlcslcunde
vaarwel zeggen en zich richten op
de historische geografie ('Geschiedkun
dige Atlas van Nederland') en andere
activiteiten (bestuur en tijdschrift van
het KNAG, Zuiderzeeraad). Maar geen
nood, Thieme had inmiddels een ande
re geografische coryfee in het uitge
vershuis binnengehaald.
Fig. 6. Fragment
(meest oostelijke
gedeelte van Java)
Roelof Schuiling (1854-1936), leraar aan de Rijlcslcweek- van de inzet Java en
Madoera' (schaal
1:900.000) van de
'Schoolkaart van
school in Deventer en, net als zijn rivaal Beekman, nestor
van de Nederlandse geografie genoemd, heeft voor Thieme
slechts één wandkaart vervaardigd: de 'Schoolkaart van In-
sulinde' (1898). Maar deze imposante kaart geeft op vijf Insulinde'van R.
vierkante meter in één oogopslag een overzicht van wat er Schuiling (1898,
in de negentiende eeuw op lcarteringsgebied bereikt is in schaal hoofdkaart
Nederlands-Indië [Brink, ter perse]. Schuilings opvatting dat 1:2.700.000, twaalf
"de aard van den bodem" altijd als uitgangspunt moet wor- bladen, 199 x 247
den genomen, is verder ook duidelijk in deze wandkaart cm). Van de reliëf
terug te vinden (veel werlc is bijvoorbeeld gemaakt van het weergave (land en
zeebodemreliëf: fig. 6). Hij heeft dit beginsel ook conse- zeebodem) is veel
quent toegepast in zijn bij Thieme verschenen leerboeken werk gemaakt.
en atlassen, waarin bovendien het belang van een juiste
volgorde van behandeling wordt benadrukt: 'Hoog Neder
land' voor 'Laag Nederland', Azië en Australië voor Neder
lands-Indië, en 'de lcern van Europa' (de Alpen en omgeving)
voor de afzonderlijke landen.
Schuilings ideeën vinden we terug in de 'Schoolwandlcaart
van Midden-Europa' (1892) van P. Kat Pzn. en E. Zuidema, aan
gezien daarin de Alpen en de overgang naar de omliggende
landen centraal staan en het reliëf gedetailleerd is weergege
ven. Overigens heeft Schuiling later een door Justus Perthes
uitgegeven wandkaart van de Alpen in
het Nederlands bewerkt (1915). Deze
kaart was getekend door de nestor van
de Duitse lcartografïe, H. Haaclc. Dat dit
product van twee nestors veel lovende
recensies kreeg, kon eigenlijk ook niet
anders.
In het begin van de twintigste eeuw na
men de broers W.J. Schillemans (vanaf
1903) en H.G.J. Schillemans (vanaf 1910)
de leiding van het bedrijf van hun va
der over. De bedrijfsgroei zette onver
minderd door en de aandacht bleef ge
richt op onderwijsuitgaven. 'W.J.', de
"ziel van de firma", leidde de uitgeverij
en was, evenals zijn vader, actief in de
'Nederlandse Uitgeversbond' en in de
daarmee verbonden 'Groep Schoolboek
uitgevers'. 'H.G.J.' leidde de grafische af
deling en zat in de 'Commissie voor de
Propaganda van het Nederlandse Boek'.
Weliswaar waren nestors schaars aan
het worden maar ook nu lukte het de
leiding van Thieme om talentvolle au
teurs voor het aardrijkslcundefonds aan
zich te verbinden.
De in tabel 1 genoemde kaartauteurs
zijn vrijwel alle als (hoofdonderwij
zer of als leraar werkzaam geweest.
Het was eerder regel dan uitzonde
ring dat ze naast schoolwandlcaarten
ook werken op geheel andere terrei
nen publiceerden. Leraar J.F. Nuijens
hield het nog beperkt tot het vak te
kenen. Naast de 'Kaart van Amster
dam en omliggende gemeenten'
(1922) vervaardigde hij diverse te-
lcen(oefen)boekjes. De hierboven ge
noemde P. Kat Pzn., een collega van
Beekman in Zutphen, schreef een
groot aantal werken op het gebied
van de Nederlandse taal- en letter
kunde. En publicerende duizendpo
ten waren ook 'leeraar in de
aardrijkskunde' A. Doeleman (aard
rijkskunde en wiskunde) en 'hoofd
eener school' J. Koonings (lezen, reke
nen en opvoedkunde). Waren er op
het gebied van aardrijkskunde,
Nederlands, wiskunde, etc. diverse
mogelijkheden om kennis te verga
ren, op het gebied van het kartogra-
fisch tekenen was het destijds meest
al een kwestie van bestaande kaarten
bestuderen en zelf maar wat uitpro-
GEO-INFO 2005-9
Nog een nestor van de Nederlandse
geografie
Thieme Compagnie
(deel II)
Duizendpoten