terugkoppeling gebeurde door aan elk perceel de dominan te gewasklasse toe te kennen. Uiteindelijk resulteerde dit in het LGN5-gewassenbestand (een vectorbestand) waarvan de verrasterde versie is geïntegreerd in het LGN5-gridbestand. De nauwkeurigheid van de classificatie staat of valt met de beschikbaarheid van kwalitatief goede (o.a. wollcenvrije) sa- tellietbeelden die de gewas ontwikkeling goed weergeven. Echter, met name de gewasclassificatie voor het deel van Nederland dat met beelden van 2004 is geclassificeerd, werd beperkt door de beschikbaarheid van kwalitatief goede beel den. Soms waren er slechts beelden voor twee tijdstippen be schikbaar. Ook moest er vaak gebruik gemaakt worden van kwalitatief mindere beelden (IRS IC LISS3) of van beelden waarvan het moment van opname niet altijd gunstig was om alle gewassen van elkaar te onderscheiden. Het ligt dan voor de hand dat de nauwkeurigheid van de gewasclas sificatie voor dit deel van Nederland lager zal uitvallen dan het deel geclassificeerd met beelden van 2003. Voor grote delen van Flevoland en Friesland waren maar twee bruikba re Landsatbeelden beschikbaar (14 april en 5 september 2004). Met behulp van radarbeelden van 28 mei, 2 juli en 6 Fig. 7. Het LGN5- p ercelenbestand vormt de basis voor het gewassenbestand. Het per celenbes tand is een selectie van percelen uit de T0P10-vector aangevuld met extra gewasgrenzen die op basis van satellietbeelden zijn onderscheiden. i. Fig. 8. De gewas classificatie is gebaseerd op de ontwikkeling van een gewas in de tijd. De figuur geeft de ontwikkeling van bieten in de kop van Noord-Holland (linksboven 14 april, linksonder 28 mei, rechtsboven 8 augustus en rechtsonder 5 september 2004). augustus 2004 is dit gemis ten dele ondervangen. De classificatie-resultaten (namelijk de gewasoppervlakten) zijn vergeleken met de CBS-landbouwstatistielcen uit 2003 voor het betreffende CBS-land- bouwgebied. Deze vergelijking met de CBS-landbouwstatistielcen geeft een in dicatie van de nauwkeurigheid van de gewasclassificatie voor het betreffende CBS-gebied. Echter, de validatie van het gewassenbestand moet uitwijzen of de locatie van de gewassen binnen een CBS-gebied goed is. Het monitoringsbestand is, zoals eer der genoemd, een aggregatie van het LGN5-gridbestand naar de klassen: agrarisch grondgebruik; glastuinbouw; boomgaarden; bos; water; bebouwd ge bied; infrastructuur en natuur. Landge bruiksveranderingen tussen twee LGN- versies zijn in een apart veranderings bestand weergegeven. Veranderingen zijn hierbij als een één gemarkeerd; al het overige gebied is als een nul gemar keerd. Veel veranderingen binnen het stedelijke gebied en de natuurklassen zijn moeilijk met behulp van satelliet- beelden op te sporen en daarom wor den veranderingen slechts voor acht klassen opgespoord. Verder zijn veran deringen tussen de verschillende land bouwgewassen vaak niet relevant om dat de veranderingen in een landbouw gewas vaak een gewasrotatie weerge ven en niet een werkelijke landge bruiksverandering. Een eerste voorlopige analyse van de landgebruiksveranderingen geeft een percentage van 0,67% aan veranderin gen voor de periode 1999-2004. De per centages aan veranderingen voor de acht hoofdklassen, waarop LGN veran deringen opspoort, staan in de tabel op deze pagina. De belangrijkste verande ring in absolute getallen is de toename van stedelijk gebied. Daarnaast is de re latieve toename aan kassen (7,99%) en boomgaarden (5,08%) opvallend. De ta bel geeft geen inzicht in het type veran dering maar men kan aannemen dat de toename van stedelijk gebied, kas sen en natuur met name ten koste gaat van het agrarische gebied. GEO-INFO 2005-10 m m* m m li m t Al O dl MCilf rf1 - IIK-4 fa <i y I •lil MB LGN5-monitoringsbestand Monitoring landgebruiks veranderingen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2005 | | pagina 22