A3
Fig. 5.
Foto van een
opgravingsput
met diverse
bodemverkleuringen
(archeologische
grondsporen) en
de inzet van een
Robotic Total
Station.
door degene die met de prismastolc loopt. De meetgegevens
worden daarna ingelezen in de computer en kunnen nog
op de opgraving bewerkt en geprint worden. Door het ge
bruik van een Robotic Total Station worden de stappen van
tekenen en digitaliseren samengevoegd. Ook is het niet
meer nodig een meetsysteem over de hele opgraving uit te
zetten. Hierdoor wordt niet alleen tijd bespaard maar
neemt ook de nauwkeurigheid van de metingen toe. Boven
dien is al tijdens de opgraving een digitale tekening voor
handen. De eerste resultaten lijken een efficiencyverbete
ring van bijna 5% te bewerkstelligen op het totale bedrijfs
proces. Deze verbetering lean in de toekomst nog hoger uit
vallen als we er in slagen om ook de digitale data, zoals het
aangeven van spoorrelaties, de interpretatie van vondsten
en het herkennen van ruimtelijke patronen in een opgra
vingsput, efficiënt in te voeren. Hoewel spatwaterdichte ap
paratuur, gecombineerd met nieuwe netwerkverbindin
gen, hiertoe wel de mogelijkheden bieden, blijken vooral de
totnogtoe ontwikkelde menugestuurde invoerapplicaties
een handicap te vormen waardoor extra vertragingen op
treden. Deze vertraging wordt veroorzaakt door de enorme
grote - in het veld te inventariseren - hoeveelheden gege
vens die via menugestuurde software wordt ingewonnen.
Het ontwikkelen hiervan wordt de uitdaging voor de ko
mende twee jaar.
Hoewel archeologen van nature een
conservatieve inslag hebben, is de snel
le ontwikkeling van de technische mo
gelijkheden niet volledig aan hen voor
bij gegaan. Het vakgebied had jaren te
kampen met enerzijds een gebrek aan
middelen om eigen toepassingen te
ontwikkelen en anderzijds ontbrak
het aan een financiële prikkel om be
wust te streven naar efficiencyverbete
ringen in de eigen veldmethodielcen.
Dit is in snel tempo aan het verande
ren als gevolg van de nieuwe wet- en
regelgeving waardoor archeologen
standaard onderdeel gaan worden van
bestemmingsplanprocedures én het
ontstaan van een archeologische
markt. Of archeologen willen of niet,
anno 2005 valt er niet meer te ontko
men aan het digitale tijdperk.
Literatuur
Deeben, J., Hallewas, D.P. Maarle-
veld, Th.J., Predictive modelling in Ar
chaeological Heritage Management of
the Netherlands: the Indicative Map of
Archaeological Values (2nd Generation).
Berichten van de Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonder
zoek 45 - 2002, p. 9-56.
Groenewoudt, B.J., Prospectie,
waardering en selectie van archeologi
sche vindplaatsen: een beleidsgerichte
verkenning van middelen en mogelijk
heden. Amersfoort (Nederlandse Ar
cheologische Rapporten, 17), 1994.
IMAGO projectgroep, Samenvatting
en conclusies IMAGO. RDIJ rapportnr.
2003-13a, 2003
Laan, W.W. van Zijverden, Land
scape reconstructions and prospective
modelling in archaeological research -
using laser altimetry based DEM and
digital boring databases 2005.
Börner, W. (red.), Abstracts der 9. Inter
nationalen Workshop "Archaologie und
Computer" 2004, Stadtarchaologie Wien,
3-5 november 2004. Wenen, 2004.
Tol, A., et al., Prospectief boren, een
studie naar de betrouwbaarheid en toe
pasbaarheid van booronderzoek in de
prospectiearcheologie. Amsterdam
(RAAP-rapport, 1000), 2004.
Waldus, W.B.H.M. van der Velde,
Archeologie in vogelvlucht, een onder
zoek naar de toepassingsmogelijkheden
van hetAHN voor de archeologie.
Amsterdam, 2005.
www.archeologie.nl
GEO-INFO 2005-10
L
Besluit