9
Ligging van de
stations.
De voordelen hiervan zijn de constan
te nauwkeurigheid en het toenemen
van de betrouwbaarheid van de metin
gen. De berekeningen worden name
lijk met meerdere referentiestations
in het omliggende gebied uitgevoerd
op de rover, net zoals dat met post-pro
cessing-software het geval is. Boven
dien is een gebruiker dan niet meer
volledig afhankelijk van de afstand tot
het dichtstbijzijnde referentiestation.
nauwkeurigheid) worden ook DGPS-correcties aangeboden
voor gebruikers met GIS-ontvangers (sub-meter-nauwkeu
righeid). De kwaliteit van de data van de referentiestations
wordt tevens continu gemonitord. Zo wordt per station ge
controleerd op de volledigheid van de data, de hoeveelheid
multipath, de signaal/ruis-verhouding en het aantal cycle
slips. Hierdoor kan de kwaliteit van de gebruikte data con
stant in de gaten worden gehouden.
Het geheel van deze 41 referentiestations (hierna als net
werk aangeduid) is op zijn beurt weer onderverdeeld in een
drietal clusters. Een cluster is een sub-netwerk van het vol
ledige net van referentiestations. Het netwerk is in principe
verdeeld in één cluster voor het noordelijk deel van het
land en één cluster voor het zuidelijk deel van het land. De
ze twee clusters overlappen elkaar voor een groot gedeelte.
Als back-up voor deze twee clusters is er ook een landelijk
dekkend cluster gevormd met daarin een selectie van de re
ferentiestations op circa zeventig kilometer afstand.
Binnen elk cluster worden door de Spider-software de ambi
guities naar de beschikbare satellieten bepaald volgens de
Lambda methode. Zodoende is het mogelijk om voor het be
treffende cluster een gezamenlijk ambiguity-level te bere
kenen. Een cluster kan op zijn beurt weer onderverdeeld
zijn in een onbeperkt aantal cellen. Via deze cellen worden
de RTK-correcties naar de gebruiker in het veld verzonden.
Een cel kan een vaste vorm hebben of automatisch door het
netwerk worden bepaald.
De techniek achter
het netwerk
Zoals hiervoor vermeld bestaat Global-
NET 2005 uit 41 referentiestations. De
stations staan gemiddeld niet verder
uit elkaar dan vijftig kilometer. In het
westen van het land is nog steeds een
verdichting van het aantal stations te
zien, aangezien hier ook (nog) de
grootste concentratie van gebruikers
is. Om tevens een volledige bedekking
in de grensgebieden van Nederland te
verkrijgen, is ook een aantal stations
van het Belgische Flepos-netwerlc en
van het Duitse Sapos-netwerlc in Glo-
balNET opgenomen.
Het hart van het netwerk bevindt zich
in Rijswijk waar de servers staan. Deze
servers staan continu in contact met
de referentiestations. Via ADSL-lijnen
zijn alle ruwe waarnemingen van de
referentiestations 'a la minute' be
schikbaar. De ruwe waarnemingen
worden als RINEX-data opgeslagen en
worden tevens gebruikt voor het ver
zenden van de RTK-correcties aan de
gebruiker in het veld. Naast correcties
voor RTK-ontvangers (centimeter-
Clusters.
De beschikbare RTK-correcties kunnen per klant op maat
gemaakt worden zodat een optimaal gebruik mogelijk is.
Hier zijn vier varianten in mogelijk:
vast referentiestation;
dichtstbijzijnde referentiestation;
vaste cel;
automatische cel.
Vast referentiestation
Deze oplossing valt te vergelijken met het werken met een
eigen basisstation. De gebruiker in het veld kiest één van de
GlobalNET-referentiestations en ontvangt van dit station de
RTK-correcties. In de regel zal dit het station zijn waar de ge
bruiker zich het dichtstbij in de buurt bevindt. Deze oplos-
GEO-INFO 2006-1
i*