omtrek langs de evenaar). In dat boek
verhaalt Snellius van instrumenten als
een halve cirkel met een straal van 3,5
voet, van een klein kwadrant met een
straal van 2,2 voet - waarvoor al twee
mannen nodig waren - en van een
groot ijzeren kwadrant van 5,5 voet
met waarschijnlijk een rand van koper.
Dat grote exemplaar sleepte hij naar
Alkmaar en Bergen op Zoom maar het
bewaarde grote houten kwadrant komt
niet in het boek voor. "Zijn combinatie
strategie zorgde er voor dat hij verder
kwam dan anderen en hij gebruikte
ook zijn netwerk in de zin van zijn con
tacten met andere geleerden", aldus
spreekster. Zo bezocht hij op het Deen
se eiland Hven in de Sont de astronoom
Tycho Brahe. Na de uitgave van zijn
boek ging hij door met verbeteren maar
publiceerde dat niet. Het resterende
kwadrant is mogelijk daarvoor en/of
voor astronomische waarnemingen be
nut. Tot haar conclusies hoorde ook dat
bij Snellius' precisie een belangrijk aan
dachtspunt was, meer dan bij andere
wiskundigen uit zijn tijd.
Gebruik kwadrant
De sterrenkundige dr. Rob van Gent
(Universiteit Utrecht, voorheen Mu
seum Boerhaave) sprak over het ge
bruik van het kwadrant van Snellius.
Hoewel het instrument niet is gesig
neerd, wist hij zeker dat Willem Jansz.
Blaeu de maker was dankzij een voet
noot van Isaac Vossius over het instru
ment in de tijd dat het op de sterren
wacht stond. Ook Blaeu was (in
1596/1597) bij de Deense astronoom
Tycho Brahe. Rond 1620 moet hij het
kwadrant hebben gemaakt dat Snellius
kocht. "Het is niet verbazingwekkend
dat het kwadrant een kopie is van dat van Brahe, met bijna
dezelfde maten. Bij Brahe is het kwadrant al tij d verticaal op
gesteld en zijn er op de rand ook transversaalschalen om
geen zestig streepjes per minuut te hoeven zetten. Het kwa
drant van Blaeu werd in 1629 voor de sterrenwacht op het
Academiegebouw aangekocht van de erfgenamen van Snel
lius. Van de verticale opstelling daar is een tekening in een
boek uit 1643. "Het kwadrant werd al snel intensief benut
om begin- en eindtijdstippen van maansverduisteringen te
meten. Na de komst van de slingeruurwerken van Huygens
was het instrument daarvoor overbodig. Het kwadrant raak
te in onbruik, maar werd niet afgestoten en bleef voorko
men in reisverslagen van achttiende-eeuwse sterrenkundi
gen. Het kwam in de nieuwe sterrenwacht (1861) bij de col
lectie historische astronomische instrumenten te staan en
later in Museum Boerhaave", aldus Van Gent.
Replica
Dr. Jos van den Broek, docent wetenschapscommunicatie bij
de Leidse Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen,
hield vervolgens een presentatie over 'Wat komt er kijken
voor een replica?' Om te beginnen erkende hij dat van een
echte kopie toch geen sprake was: in Boerhaave staat het
kwadrant, in Snellius ligt het. En ook de lenzen van de kijker
zijn afwijkend zodat de bezoeker de twee op pilaren aange
brachte foto's van de torens van het Leidse stadhuis en van
de Delftse Nieuwe Kerk scherp ziet. Besloten werd dus om
ook de kijker - een toevoeging van Snellius' opvolger Jacob
Golius - aan te brengen. Het bouwproces van de replica
startte met fotograferen en opmeten. Boerhaave stond zelfs
zorgvuldig demonteren van de, naast het vizier aangebrach
te, kijker toe. Houtconstructie-onderzoeknaar de verbindin
gen deden 'de jongens van het ROC Leiden', afdeling Hout
en Meubel, te Oegstgeest en zij maakten die constructie ook
na. Het messing beslag werd vervaardigd door de Fijn Me
chanische Dienst van het Leids Instituut voor Onderzoek in
de Natuurkunde. De schaalverdeling en alle andere messing
beslagonderdelen werden handmatig en op ouderwetse ma
nier uitgezaagd en gevijld, zij het met computertekeningen
als mal. Alleen de kijker werd op de draaibank gedraaid.
Alvorens hapjes en drankjes konden worden genuttigd,
werd de replica tenslotte onthuld door decaan prof.dr. F.W.
Saris en uiteraard prof.dr. G. van Dijk.
Richten op foto Leidse stadhuistoren.
en op foto van de toren van de Delftse Nieuwe Kerk.
GEO-INFO 2006-3