rfnt- R v 9 Fig. 4. Visualisaties van inrichtingsprojecten met een hoge mate van detaillering en realistisch resultaat. Uit het onderzoek zijn hierbij de volgende functionele uit gangspunten naar voren gekomen: de gerepresenteerde omgeving is goed herkenbaar (door aanwezigheid van objecten als gebouwen, infrastructu rele knooppunten, markante herkenningspunten in (ste delijk) landschap, enz.); een 3D-model bevat altijd een grondvlak met significan te hoogteverschillen zoals stoepranden, trapjes en ta luds; natuurlijke objecten zoals bomen en struiken mogen worden vervangen door objecten uit objectbibliotheken, de maten dienen wel bij benadering overeen te komen met de werkelijkheid; generiek voorkomende objecten zoals voertuigen en straatmeubilair mogen worden vervangen door objecten uit objectbibliotheken onder de voorwaarde dat de maat voering bij benadering overeenkomt met de werkelijk heid; maximale onnauwkeurigheid van plaatsing van een ob ject in het 3D-model is 30 cm (voor toekomstig nog bre der gebruik is zelfs een nauwkeurigheid van 5 cm of be ter wenselijk); maximale onnauwkeurigheid van vormgeving van obj ec- ten in het 3D-model is 10 cm. Uit het onderzoek zijn verder de volgende technische uit gangspunten naar voren gekomen: objecten in een 3D-model dienen geoptimaliseerd te wor den opgeslagen (geen onnodige vertices; aangrenzende vlakken, behorende bij één object, met een gelijke nor maalvector, dienen te worden samengevoegd tot één vlak), echter binnen toegestane tole rantie. Dit is noodzakelijk voor ge bruik van grote 3D-modellen in interactieve presentaties; opslag van getextureerde objecten is absolute noodzaak (eventueel multi-getextureerde objecten) van wege het feit dat gebouwen ex treem veel detail in geometrie die nen te hebben als geen texturen ge bruikt worden. Ook de herkenning van materialen is zonder texturen onmogelijk; het model behoort een hiërarchie te bezitten met onderverdeling op (mi nimaal) objectniveau, onder andere voor de mogelijkheid om naar ob jecten te kunnen 'warpen' in inter actieve 3D-viewers en Levels of De tail te kunnen maken; het 3D-model dient voor hergebruik geo-gerefereerd te zijn om verschil lende 3D-modellen eenvoudig sa men te kunnen voegen; gebruik van texturen van standaard formaten zoals tga of jpg, bij voor keur met een vaste pixeldichtheid en een willekeurige grootte (size); wenselijk is de mogelijkheid voor optimalisatie gebruik: - automatisch terugbrengen van textuurgrootte; - automatisch terugbrengen van vertexnodes; - automatisch aanmaken van Le vels of Detail. Budget In het streven zeer gedetailleerde mo dellen te willen vervaardigen, lijken beschikbare budgetten zelden toerei kend. Voor de door Oranjewoud en Cebra uitgevoerde projecten blijkt echter dat het beschikbare budget wel toereikend was. Projecten waarin 3D- modellen worden ingezet/ontwikkeld vallen voor het overgrote deel tussen de 10.000 euro en 25.000 euro. Dit be treft dan vooral de inzet van maquet tes voor en door overheidsinstellin gen. In de industrie wordt aangege ven dat budgetten van 25.000 euro tot 100.000 euro geen uitzondering zijn. Algemeen geldt dat de beschikbaar heid van budgetten afhangt van de ruimtelijke impact van een project en vooral de bestuurlijke druk. Toch wordt aangegeven dat voor veel pro jecten, waarin de inzet van 3DVR een meerwaarde zou hebben, te weinig budget beschikbaar is om goede 3D- modellen te bouwen (fig. 5). GEO-INFO 2006-7/8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2006 | | pagina 30