Een dergelijk verzoek aan de provincie Noord-Brabant om levering van geografi sche gegevens komt echt voor. Ilc vind het een mooi verzoek omdat het heel goed illustreert hoe onze wereld aan het veran deren is. Het verzoek maakt allereerst dui delijk dat de vrager op de hoogte is van de nieuwe wetgeving met betrekking tot levering van gegevens door de overheid. Europese richtlijnen, het verdrag van Aarhus, wijzigingen in de WOB, alle wet geving is erop gericht om de toegankelijk heid van overheidsinformatie voor burger en bedrijf sterk te verbeteren. Het ziet er nu zelfs naar uit dat de provincies samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in het najaar een intentieverklaring gaan onder tekenen waarin zij verklaren 'zich te zul len inspannen om de toegankelijkheid van geo-informatie voor burgers, bedrij ven en andere overheden te vergroten. In dit verband zullen de Nederlandse provin cies, gezamenlijk, geografische informa tie zo ruim mogelijk beschikbaar stellen voor hergebruik door burgers, bedrijven en andere overheden tegen maximaal de verstrekldngskosten.' Hoewel de intentieverklaring nog niet is ondertekend, volgen de provincies al zoveel mogelijk deze lijn. En, in de prak tijk blijkt de vraag naar levering van gege vens flink toe te nemen. Het zijn vooral adviesbureaus, scholen of instellingen die interesse tonen. Zoals in mijn voorbeeld het verzoek van een klein bureau dat regelmatig opdrachten uitvoert voor gemeenten in Noord-Brabant: 'doet u mij maar uw hele geodatabase!' Het achterliggende idee is om dan ook maar meteen alles binnen te hebben. Echter, het bureau realiseert zich kennelijk niet welke omvang de centrale geodatabase van de provincies heeft. Je kunt je niet voorstel len dat men die enorme berg gegevens, oud en nieuw, alle thema's en schalen door elkaar heen, echt zou willen heb ben. En bovendien, het zou uren werk zijn om al die informatie op DVD te branden. Daar zouden we dan toch ook wel leges voor moeten gaan heffen. Meestal kunnen we het verzoek, na enig overleg, dan ook beperken tot een veel bescheidener lijst. Als het gebruik van provinciale gegevens nog verder toeneemt, en dat is zeker te verwachten, wordt het onmogelijk om elke vraag persoonlijk af te handelen. Daarom moeten we op zoek naar alterna tieven. Veel gegevens zijn of komen via webservices beschikbaar. Binnenkort bou wen we daar een catalogus omheen van waaruit die gegevens dan meteen in een viewer bekeken (nu nog volgens het oude systeem op //geokey.brabant.nl) of gedownload kunnen worden. Dan is het voor de gebruiker een stuk gemakkelijker om te vinden wat hij of zij zoekt. Maar daarmee zijn we er nog niet. De meeste geografische gegevens hebben al het stempel van beschikbaarheid. Echter, er is altijd nog een deel waar dis cussie over is. Hoewel dat over een relatief klein deel van het totaal gaat, zou je een boek kunnen vullen met verhalen rond om allerlei kwesties. Ik zal er hier drie noemen. Allereerst is daar de kwestie van de natuurgegevens; de provincie beschikt over uitgebreide tellingen van vogels en planten. De collega's die daar mee bezig waren, gruwden van het idee dat die gege vens op straat kwamen te liggen. Dat zou betekenen dat die zeldzame orchidee zeker geplukt gaat worden en ook die laat ste vogel in een kooi zal eindigen. Echter, ook hier haalt het internet ons in. Er is nu een site waar je precies kunt zien waar zeldzame soorten zijn gespot. Valt daar mee de noodzaak weg om deze gegevens tegen misbruik te beschermen? Misbruik van gegevens brengt mij meteen bij het volgende onderwerp van discussie. Hergebruik is toegestaan en wordt zelfs gestimuleerd. Maar hoe weten wij dat onze gegevens op de juiste manier gebruikt worden? Hierop is maar één ant woord mogelijk: dat weten wij niet. Een onjuiste interpretatie of misbruik zal zeker voorkomen. De gevolgen daarvan kunnen natuurlijk vervelend zijn. Stel je bijvoorbeeld voor dat de aantekening van vervuilde grond bij samenvoeging van percelen door een derde partij op een veel groter stuk grond belandt. Dat kan gevol- Marjan Bevelander gen hebben voor de grondprijs van die percelen. De provincie is alleen aanspra kelijk voor gebruik van de brongegevens. Wel binnen het kader dat wordt bepaald door de, in de metadata, aangegeven kwa liteit en doel van gebruik. Voor fouten bij hergebruik is dat natuurlijk niet zo. Gebruikers moeten dus steeds kritischer worden en zorgen dat ze weten waar gege vens vandaan komen en wat de kwaliteit ervan is. En of dat altijd goed zal gaan? Mijn laatste voorbeeld betreft het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De pro vincies zijn, samen met Rijkswaterstaat en de Waterschappen, eigenaar van dit bestand. Provincies kunnen dus in dit geval niet alleen beschikken over het bestand. Daar moet eerst overeenstem ming over zijn. En dat is moeilijk in dit geval. Als dit bestand tegen maximaal de verstreklcingkosten beschikbaar komt, betekent dat dat er een alternatieve finan cieringsbron gezocht moet worden, anders is het niet mogelijk om het bestand te beheren. Gezien de bedragen waar het hier om draait, is dat nog niet eenvoudig. Eenzelfde discussie speelt zich ook af rondom de basisregistraties. Vooralsnog zit de Nederlandse overheid nog niet op één lijn over de financiering van dergelijke grote gegevensbronnen. Een centrale regeling op basis van over- heidsbudgettering en dus niet dat er voor elk gebruik betaald moet worden, zou de brede toegankelijkheid van de basisregi straties en bestanden als het AHN enorm ten goede komen. Als deze hobbels genomen zijn, zou het over een paar jaar wel eens doodnormaal kunnen zijn dat overheidsgegevens laag drempelig en in de volle breedte beschik baar zijn. Marj an Bevelander, teamleider Datamanagement Provincie Noord-Brabant en voorzitter Interprovinciale Overleggroep GEO (IOG-Geo) MBevelander@brabant.nl GEO-INFO 2006-11 Geo-Info in Praktijk 'Doet u mij maar uw hele geodatabase!'

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2006 | | pagina 39