Waarheen met de NGII? Reactie 6 een Friese traditie is. 'Daar zijn genoeg publicaties over, in de facsimile-atlassen van Eeklioff en Halma. Bovendien staat een aantal in 'Hoogtepunten'. Dat is natuurlijk wel een mooi over zicht en het zijn ook hele mooie kaarten.' Wat verder opvalt is dat samengestelde kaarten ontbreken, met uitzondering van die van Krayenhoff. Van diens kaart van Nederland zijn twee delen gewijd aan Friesland. 'Die moest ik wel opnemen want die zijn later veel gebruikt. Maar je hebt allerlei deelkaarten, waar een stuk van Friesland opstaat, en die heb ik allemaal weggelaten. Dat zeg ik ook in mijn inleiding. Het is een keuze die je van te voren maakt.' Behalve inleidende hoofdstukken over de geschiedenis van Friesland tot 1850 komen ook het landschap en de toponiemen op de kaarten aan de orde. Als ik zeg dat ik in 'Hoogtepunten' zijn verhaal over die Friese landmeters zo prachtig vond: 'ja, dat vond ik ook. Wat heel apart was, was dat er plotseling een artikel verscheen van iemand uit Hardegarijp, die het over het Friese driehoeksnet had. Ik zal het even opzoeken (J.W. Hols- brink in Geodesia 2001, p. 74-77, 186, 189, 250-255). Die heeft ontdekt dat er in Friesland een apart, een eigen driehoeksnet was waar Eeklioff gebruik van heeft gemaakt. Met Leeuwar den, de Oldehove als nulpunt, zeg maar. Dat kon ik mooi hier in verwerken. De vorige keer wist ik daar nog niks van.' In vergelijking met 'Hoogtepunten' en het toevallig ook op vrijdag 4 november 2006 verschenen kaartenboek Dominium Groningen van Piet Wijk, is dit boek veel wetenschappelijker. Het bevat, dankzij de subsidie van de VSB aan Explokart, veel kaarten in kleur. De vraag rijst waarom is gekozen voor de periode tot 1850. Het antwoord is duidelijk: 'na 1850 krijg je de grote Topografische kaart, dat is dus eigenlijk een nieuw tijdperk en dat wordt het Een grote groep enthousiaste men sen werkt aan de realisatie van de Nederlandse Geo-Informatie Infrastruc tuur. Jammer genoeg is het rendement van deze inspanningen verre van opti maal. En dat kan ook niet anders. Al thans, zolang er geen ingrijpende structuurveranderingen in onze sector worden doorgevoerd. Twee elementen staan centraal in deze noodzakelijke veranderingen: centrale overheidsregie en een betere samenwerking tussen de publieke en de private sector. De organisatie van de publieke geo-sec- tor is een schoolvoorbeeld van de Ne derlandse bestuurscultuur. Huis van Thorbecke, poldermodel en bestuurlij ke drukte bepalen nadrukkelijk het beeld. Een vaste regel uit de organisa tiekunde is dat organisaties willen groeien en meer autonoom willen zijn. In onze geo-sector buitelen honderden Piet de Rijke in zijn studeerkamer. Jurgen ten Siethof, voorzitter Bedrijvenptotform Ceo-tnformatie organisaties over elkaar heen in het streven 0111 het eigenbelang en dat van de BV Nederland met elkaar in balans te brengen. En allemaal willen ze graag groter worden, en autonomer. Niet bepaald een sterke uitgangsposi tie om tot een samenhangende infra structuur te komen. De enige manier om dit te doorbreken, is door een krachtige centrale regie te reali seren. Niet bottom-up op basis van goede bedoelingen maar top-down en onder steund door wetgeving. Er moet een Nati onaal Data Instituut worden ingericht dat de totstandkoming van een Nationa le Database kan afdwingen. Overheden die informatie willen uitwisselen, zullen dit altijd via het centrale kanaal moeten tijdperk van de schoolatlasjes.' En het begin? 'Dat ligt in 1545, bij Van Deven ter, bij de provinciekaart die verdwenen is en waarvan alleen nog maar een foto bekend is. Die kaart is in 1941 gefotogra feerd in Breslau. Van 't Hoff heeft die foto opgevraagd en in zijn artikel opge nomen.' Aan het eind van de oorlog, toen de Russen in Breslau kwamen, is de kaart verdwenen. Van Frisia Dominium zijn duizend exemplaren gedrukt. Die gaan hoofdza kelijk naar bibliotheken, in binnen- en buitenland. Er staat daarom een Engelse samenvatting in. Het verschijnt bij een gerenommeerde uitgever en komt ook in de boekhandel. doen. Feitelijk ontstaat daarmee het pu blieke deel van de NGII. Een utopie? Be paald niet: in bijvoorbeeld Denemarken is te zien hoe succesvol een dergelijk stu ringsmodel kan zijn. De tweede noodzakelijke structuurver andering is het versterken van de kop peling tussen de publieke en de priva te sector. Terwijl de hele publieke sec tor zich nog volop het hoofd breekt over wat eigenlijk de NGII is, heeft de private sector grote delen daarvan al lang gerealiseerd. Bedrijven als Tom Tom, Tele-Atlas, CycloMedia en Google brengen een de-facto-infrastructuur tot stand. Dat zij dit geheel onafhanke lijk van de publieke sector hebben ge daan, is goed verklaarbaar. Als je in de consumentenmarkt een goed product hebt waar logischerwijs behoefte aan is en je hebt een kloppende business- case, is de kans groot dat je succes GEO-INFO 2007-2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2007 | | pagina 35