Waarheen met de NGII? hebt. In de business-to-government marlet werkt dat anders. De kans datje met je goede idee vastloopt in ondoor zichtige en onvoorspelbare bestuurlij ke kluwens is bijna 100%. Daar waagt dus vrijwel niemand zich aan. Terwijl de overheid zoekende blijft en forse inefficiënties tolereert, laat zij kansen voorbijgaan om gebruik te ma ken van de creativiteit en het innovatie vermogen van de private sector. Bedenk eens wat er, bijvoorbeeld met rekening rijden in het vooruitzicht, allemaal mo gelijk zou zijn als publieke en private sector gezamenlijke businessmodellen zouden ontwikkelen rondom mobili teitsinformatie. Ook op gebied van wo nen, milieu en recreatie zijn genoeg voorbeelden te bedenken waarin pu blieke en private sector van elkaar kun nen profiteren. Of neem, om iets dich ter bij huis te blijven, de Basisregistratie Grootschalige Topografie. Een wezen lijk onderdeel van de NGII. Officiële be sluiten zijn nog nergens genomen maar het heeft er alle schijn van dat de ver schillende overheidsinstanties de taken onderling al lang hebben verdeeld. Con tinuering van bestaande posities, rollen en belangen staat daarbij voorop. Het zal erop neerkomen dat straks precies dezelfde mensen, tegen vrijwel dezelf de kosten, vrijwel hetzelfde product blijven produceren. Er worden alleen wat naambordjes verhangen en de meest evidente inefficiënties zijn uit het proces gehaald. Zouden er ook nog andere procesinnovaties of slimmere exploitatiemodellen denkbaar zijn ge weest? We zullen er pas achter komen als de structuur van de sector zodanig is veranderd dat een effectieve dialoog tussen de publieke en private sector mogelijk wordt. Niemand kan het ermee oneens zijn dat er een NGII moet komenbestaande uit de componenten ruimtelijke gege vens, standaarden, technologie, beleid en mensen - zoals ook aangegeven door Arnold Bregt en Jacqueline Meer kerk in Geo-Info 2006-7/8. Niemand kan het er mee oneens zijn dat zo'n NGII effectief en efficiënt geo-informa- tie moet kunnen leveren voor alle ruimtegerelateerde vraagstukken van ons land. Het gaat om de huidige rol len en machtsverhoudingen in onze sector, die de totstandkoming van de NGII in de weg staan. Ik wil daarom afsluiten met een op roep. Als de overheid zorgt voor een be tere stuurbekrachtiging dan kan de private sector meer gas geven. Op weg naar een robuuste publiek-pri- vate Nationale Geo Informatie Infra structuur! H Reactie 7 In hun oproep tot discussie over de NGII in Geo-Info 2006-7/8 vergelijken Bregt et al. geodata met water in de waterleiding. Het is wel aardig om even door te gaan op die metafoor met een paar vragen: hoe komt het water in de leiding? Wat maakt water tot drinkwater? Wie of wat is betrokken bij de productie daarvan? En wat te denken van de manier waarop water wordt gebruikt nadat het uit de kraan is gekomen? We gebruiken water vol gens allerlei hygiënische, sanitaire en culinaire voorschriften om veilig en smakelijk in onze dagelijkse behoef ten te voorzien. Waar komen die van daan? Laat ik de beantwoording voor u sa menvatten: het water in de leiding wordt voorafgegaan door een produc tieslag en wordt gevolgd door een con sumptieslag. Daarvoor is bij zowel de producenten als bij de consumenten kennis nodig. Zonder die kennis - de toepassing en ontwikkeling ervan, en het onderwijs erin - zou het snel afge lopen zijn met het gemak van warm en koud stromend water uit de kraan. Er is een complete kenniskolom voor nodig om dat in stand te houden. Er is ook een complete kenniskolom F fans RipWagenipgen Universiteit, Centrutn Geo-ipfotmatie J§ nodig voor de productie en de con sumptie van geo-informatie. De daar toe benodigde kennis moet worden ontwikkeld, vastgelegd en onderwe zen. Dat gebeurt bij instellingen voor onderzoek en onderwijs. Daar worden nieuwe toepassingen bedacht en wordt de bestaande kennis overgedra gen op de volgende lichting geo-infor- matiewerkers. Daarnaast zijn er na tuurlijk de ICT-bedrijven die de soft- waregereedschappen maken en verkopen en tevens cursussen voor het gebruik ervan aanbieden. Die gereed schappen zijn onmisbaar voor de om gang met digitale geodata. Bij Bregt et al. ontbreekt expliciete vermelding van de kenniskolom, al valt te veron derstellen dat deze wordt beschouwd als onderdeel van de door hen genoem de infrastructuur-componenten 'mens', of 'beleid', of 'technologie'. Ik pleit er ech ter voor om de kenniskolom - dus het traject tussen fundamenteel onder zoek tot de eindgebruiker - als explicie te component van de infrastructuur te gaan beschouwen. In het stuk worden de termen SDI en NGII door elkaar gebruikt. Dat lijkt me niet goed. Daarvoor heb ik het volgen de argument. Stelt u zich eens een maatschappij voor waarin alle geo-in formatie gemakkelijk te vinden is en tegen weinig of geen kosten verkrijg baar is: de ideale SDI. En stelt u zich dan vervolgens voor dat je nergens hoort dat geodata ergens nuttig voor is, en nergens kan leren hoe je daar mee om kan gaan. Dat is toch onvoor stelbaar? Waarom dan in SDI geïnves teerd? Onderwijs hoort erbij! Eigenlijk ben ik van mening dat het SDI-concept - dat vooral over geodata ging - ten on rechte wordt opgerekt tot de totale in frastructuur van de geo-informatie. Een geo-informatie infrastructuur om vat méér dan alleen de kanalen voor geodata. SDI en NGII zijn van een ver schillend organisatieniveau. En bij het organisatieniveau van NGII hoort ook expliciete aandacht voor de kennisko lom van het geo-informatiedomein. Daarom voor de discussie twee concre te stellingen: Er moet een component 'kennisko lom' in het NGII-concept komen. NGII is meer dan SDI. GEO-INFO 2007-2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2007 | | pagina 36