Hydrografische bewerkingen met digitale hoogtemodellen Kan uit een hoogwaardig DEM een betrouwbaar stroommodel worden afgeleid? Digitale hoogtemodellen (DHM) worden in talloze onderzoeksdomeinen aangewend, van kartografie, ruimtelijke planning en landschapsarchitectuur tot geomorfologie en statistiek. Daarnaast zijn DHM's bijzonder interessant voor hydrografische toepassingen, zoals het berekenen van stroommodellen. In het verleden werden in dit verband reeds tal van regionale studies uitgevoerd, echter grootschalige toepassingen zijn schaars. In dit artikel worden twee hoogwaardige hoogtemodellen aangewend voor het afleiden van stroommodellen. Een concreet gebied in het hart van West-Vlaanderen (België) dient daarbij als studiezone. De stroommodellen worden onderling met elkaar vergeleken en getoetst aan de Vlaamse Hydrografische Atlas. Het digitaal hoogtemodel (DHM) of digital elevation model (DEM) wordt door Moore |et al., 1993) gedefinieerd als een geordende reeks van getallen die de ruimtelijke distri butie van de hoogte ten opzichte van een bepaald niveau weergeeft. In deze vorm gaat het dus om een digitale (dis continue) representatie van de continue veranderingen van het reliëf in de ruimte [Burrough, 1986). De twee voornaam ste gegevensmodellen zijn het TIN (Triangular Irregular Network, waarbij een virtueel oppervlak wordt bekomen door middel van onregelmatige driehoeken) en de veldbe nadering met rastergeometrie. Deze laatste wordt opge bouwd uit een regelmatig of onregelmatig grid van cellen (pixels), waarbij elke cel een hoogtewaarde bevat. Omwille van hun eenvoudige structuur (elke cel grenst aan acht buurcellen) zijn ze uiterst geschikt voor de beschrijving van continue fenomenen, zoals het topografisch oppervlak |De Maeyer et al., 2004). De vorm van dit oppervlak bepaalt enerzijds de ligging van stromen en wordt anderzijds ook hervormd door de erosieve kracht van deze stromen. Deze wisselwerking geeft het belang aan van digitale hoogtemo dellen in de hydrografie [Olivera et al., 2002|. DHM Vlaanderen In het kader van een integraal waterbeleid voor Vlaande ren zocht het Waterbouwkundig Laboratorium en de Vlaamse Milieumaatschappij (voorheen AMINAL, afdeling Water) in de jaren negentig naar structurele oplossingen. Het werd al gauw duidelijk dat een nauwkeurige hoogtebe paling van het terrein essentieel is voor het afbakenen van potentieel overstroombare gebieden en het bepalen van overstromingsdiepten. Deze hoogtegegevens werden aan- Lie. W. Keilens, wetenschappelijk medewerker Universiteit Gerit Co-auteurs: dr. M. Bron deel, docent aan de Hoge- school Sint-Lucas te Gent, lie. I/V. Vanneuville, onderzoeker Waterbeheer, en prof.dr. Ph. De Maeyer, professor aan de Universi teit Gent. gebracht onder de vorm van Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen. Het Agent schap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV, voorheen OC GIS- Vlaanderen) werd belast met de pro jectcoördinatie, de kwaliteitscontrole en de aanmaak van DHM-producten. In een periode van slechts vijf jaar (2001-2005) werd Vlaanderens topogra fie opgemeten met behulp van laseral- timetrie (95% van het oppervlak) en fo- togrammetrie (enkel stedelijke gebie den). Laseraltimetrie is een techniek waarbij vanuit een vliegtuig laserpul sen naar het aardoppervlak worden uitgezonden. Uit de reflectietijd van elke puls kan de verticale afstand wor den berekend tussen een gegeven punt op het topografisch oppervlak en het vliegtuig. Met behulp van de GPS- coördinaten kan vervolgens de hoogte van het punt worden bepaald ten op zichte van een bepaald referentieni veau. De techniek laat toe om duizen den laserpulsen per seconde uit te zenden, wat resulteert in hoge pun- tendichtheden (na filtering bedraagt deze 1 punt per 20 m2). De standaard afwijking per punt schommelt tussen 0,15 m en 0,20 m, afhankelijk van de bodembedekking [N.N., 2003). GEO-INFO 2007-2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2007 | | pagina 6