ArcGIS en Idrisi bezitten analoge mo
dules voor hydrografische bewerkin
gen. In beide pakketten dient te ge
bruiker het stappenplan te volgen dat
eerder werd uiteengezet. Tabel 1 geeft
een overzicht van deze stappen met de
bijhorende modules uit ArcGIS en Idri
si. Met de Vlaamse Hydrografische At
las als referentie werd de drempel
waarde (stap 3) gelijk gesteld aan 500
cellen.
Resultaten
In een eerste fase worden de beide
hoogtemodellen met elkaar vergele
ken. Zoals men intuïtief kon verwach
ten, blijkt het DHM Vlaanderen het mi
croreliëf gevoelig beter weer te geven
dan het hoogtemodel van het NGI. Fig.
4 stelt de Ijzervallei voor ten noordwes
ten van Dilcsmuide. Hier mondt de
Handzamevaart in de Ijzer uit. In het
DHM Vlaanderen kunnen beide stro
men duidelijk worden herkend, even
als tientallen percelen in een netwerk
van grachten. Het DTM10.000 geeft de
ze differentiatie niet weer. Het interval
van de hoogtelijnen bedraagt 1,25 m,
wat onvoldoende is om het microreliëf
Tabel 1. Overzicht
van de toegepaste
hydrografische
modules van
ArcGIS en Idrisi.
Stap
Fig. 4. Vergelijking
tussen het DHM
Vlaanderen en het
DTM10.000 op reso
lutie 5 x 5 m2 (omge
ving Diksmuide),
bron: AGIV, NGI,
eigen bewerking.
in de Ijzervallei te kunnen weergeven. Er is daarnaast een
tweede nadeel verbonden aan het hoogtemodel van het Na
tionaal Geografisch Instituut. Fig. 5 stelt een profieldoor-
snede voor door de Ijzervallei. Het DHM Vlaanderen (brui
ne lijn) geeft het reliëf van deze structuren duidelijk weer:
enkele wegen, de Molenbeek, de gekanaliseerde Handza
mevaart en het spoorwegtalud. Het DTM10.000 (groene
lijn) geeft het reliëf van de grote structuren goed weer,
maar kan het microreliëf in het centrale deel van de vallei
niet voorstellen. Door het beperkt voorkomen van hoogte
lijnen in de vallei wordt een constante hoogte gecreëerd bij
interpolatie (het bepalen van hoogtewaarden tussen hoog
telijnen). De constante hoogte in de vallei van 3,75m komt
immers overeen met de waarde van de laagste hoogtelijn in
dat gebied.
Uit de vergelijking tussen de hoogtemodellen komt een
aantal verschillen naar voren dat een invloed kan hebben
op hydrografische toepassingen.
In een volgende fase worden depressies uit de hoogtemodel
len verwijderd zodat stroommodellen kunnen worden bere
kend. Zoals eerder werd aangegeven, kan dit op twee manie
ren gebeuren: hetzij door de depressies op te vullen, hetzij
door hun omringende cellen te verlagen. De 'fill'-module
uit ArcGIS laat reeds vermoeden welke methode er zal wor
den toegepast. Alle depressies in het hoogtemodel worden
inderdaad opgevuld, en steeds tot aan het uitvloeipunt (dit
is de laagste cel van de omringende cellen). Het algoritme
dat Idrisi volgt staat hier lijnrecht tegenover. Pit removal zal
immers vanuit de depressie een stroompad creëren. Om het
pad verder te zetten, zal het daarbij systematisch celwaar
des verlagen. Fig. 6 geeft het verschil in methode aan met
een concreet voorbeeld uit het DTM10.000. De depressie
centraal in het beeld wordt door ArcGIS (B) opgevuld tot aan
de laagste randcel. Idrisi (A) laat de depressie onaangeroerd
maar verlaagt bepaalde cellen van de rand om zo een
stroompad te realiseren. Beide methodes resulteren in sterk
afwijkende hoogtemodellen. Men kan verwachten dat ook
dit een sterke invloed zal hebben op de hydrografie.
DTM10.000
DHM Vlaanderen
ArcGIS 9
Idrisi
1. verwijderen
fill
pit removal
van depressies
2. berekenen van
flow direction
runoff
stroomrichting
flow
en -accumulatie
accumulation
3. invoeren van
reclassify
reclass
drempelwaarde
21 m
195000
94500
194000
193500
192500
192000
44000 44500 45000 45500 46000
44000 44500 45000 45500 46000 43000 43500
43500
43000
GEO-INFO 2007-2