Een ipüldtB VjjrajCeiii land te behoeden, werd in 1941 de Dienst voor Buitengewoon Landmeet kundig Werk opgericht, onder leiding van prof. Tienstra. Er werden vooral lcaartvernieuwingen uitgevoerd. Pas in 1960 werd deze Dienst geïntegreerd in de gewone dienst. Organisatie Toen in de Eerste en Tweede Kamer kri tiek kwam op de organisatie van het Kadaster, werd in 1906 een Staatscom missie ingesteld. De commissie be pleitte herziening van de bestaande wettelijke en administratieve bepalin gen wat de eigendomsoverdracht van onroerend goed betrof. Het advies werd terzijde gelegd. Er kwamen Inge nieurs-Verificateur die toezicht moes ten houden op de kwaliteit van metin gen en kaarten. Dat gebeurde op ver zoek van de hypotheekbewaarders, die bang waren voor fouten in het kadas ter. Die angst had te maken met hun persoonlijke aansprakelijkheid voor fouten. In 1918 werd weer een commis sie ingesteld die moest bekijken of het Kadaster misschien een reorganisatie behoefde. De commissie vond de toe stand onhoudbaar. In 1919 kwam de commissie Beumer. Zij moest bekijken Fig 4. Tot 1965 werd zegelrecht geheven. Fig. 5. De Rijks driehoeksmeting op dienstreis, begin 20e eeuw. of het wel zo handig was dat het Kadaster onderdeel van de Belastingdienst bleef. Antwoord van de commissie: ja, zij het dat het technisch deel wel wat op afstand kan komen van... jawel: de Belastingdienst. Het ministerie van Finan ciën kende afwisselend een afdeling Hypotheken en Kadas ter of een afdeling Kadaster. In 1930 kwam er een nieuwe af deling Hypotheken en Kadaster bij Financiën, die in 1937 roemloos verdween. Na de Tweede Wereldoorlog besefte men bij Financiën het nut van het Kadaster in verband met de wederopbouw. Toen werd in 1947 een afdeling Kadaster en Hypotheken ingesteld binnen de Belastingdienst. Per 1 januari 1956 werd dat de Directie Kadaster en Hypotheken. Per 1 juli 1970 kwam het Kadaster los van de Belasting dienst; per 4 juni 1973 los van Financiën. Het Kadaster werd toen een onderdeel van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. De bewaarders hadden graag naar justitie gewild waar de functie van bewaarder (thans penitentiair medewerker) niet onbekend was, maar dat zal geen rol hebben gespeeld. Per 1 mei 1994 is het een Zelf standig Bestuursorgaan. Eind negentiende eeuw waren er in 34 gemeenten Bewarin gen van de Hypotheken, het Kadaster en de Scheepsbewij- zen en even zo veel Bureaus van de Landmeetkundige Dienst. Later kwamen daar nog ongeveer twintig kantoren van de Ruilverkavelingsdienst bij. Er waren oorspronkelijk elf standplaatsen van de Ingenieurs-Verificateur, later een bureau van de bijhoudingsdienst der Rijksdriehoelcmeting, een Fotogrammetrische Dienst en het Centraal Teken- en Opleidingsbureau. Vanaf 1970 kwam er een bureau van het Dienstvak van de bewaringen van de hypotheken, het ka daster en de scheepsbewijzen. De directie (thans concern staf) zat in Den Haag, sedert 1974 in Apeldoorn. Opleiding Oorspronkelijk moest iedereen het vale in de praktijk leren. In september 1919 werd de landmetercursus gestart in Wa- geningen. In 1935 ging die naar de T.H. in Delft en in 1948 kon men geodetisch ingenieur worden. In 1939 startte een opleiding voor tekenaar en rekenaar aan het Centraal Te ken- en Opleidingsbureau van het Kadaster. De technische ambtenaren kregen oorspronkelijk hun opleiding aan de HTS in Utrecht, afdeling Landmeten. Voor de bewaringen kwamen er opleidingen voor schrijver, adjunct-commies- titulair en adjunct-commies. Deze opleiding was in ieder geval op eigen kosten en in eigen tijd. Nieuwe taken 1885: Start van de Rijksdriehocksmeting Na de invoering van het Kadaster blijkt al gauw dat de kwali teit van het kaartmateriaal niet goed is en de kaarten van di verse gemeenten niet op elkaar aansluiten. Er is duidelijk be hoefte aan een landelijk stelsel van coördinaten dat als uit gangspunt kan dienen voor alle metingen. In 1885 begint de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing daarom met de opbouw van een nationaal driehoeksnet: de Rijksdrie hoeksmeting. Bij een driehoeksmeting wordt vanuit één cen traal punt een net opgebouwd van aansluitende driehoeken. De hoekpunten van die driehoeken zijn meestal op grote af stand zichtbare gebouwen als kerktorens. Van elke driehoek worden met een theodoliet alle hoeken gemeten. Zo ontstaat een landsdekkend net van driehoeken waarvan de hoekpun- GEO-INFO 2007-3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2007 | | pagina 19