Rijksdriehoeksmeting 17 -j «Hf 175 Jaar Kadaster 204 Tot de zeventiende eeuw werden kaarten gemaakt met behulp van reisverslagen en uit ervaring bekende reistijden. Als raamwerk voor dergelijke kaarten dienden de geografische lengte en breedte van steden die uit astronomische metingen bepaald waren. Dat leidde tot veel fouten, totdat de driehoeksmeting geïntroduceerd werd. De voorgeschiedenis van de Rijksdriehoeks meting (1617 -1886) De eerste driehoeksmeting werd uitgevoerd door Willebrord Snel van Royen uit Leiden. Hij bepaalde de afstand tussen Bergen op Zoom en Alkmaar met behulp van een netwerk van aaneengesloten driehoeken tussen torens in veertien steden. Op al deze punten voerde hij richtingsmetingen naar enkele van de andere torens uit. Onder andere in een weiland bij Leiden werd door hem een basis (afstand) geme ten waarmee hij, via een aantal hulpdriehoeken, de grootte van het driehoeksnet bepaalde. Met astronomische metin gen schatte hij vervolgens de grootte van de aarde. Zijn pu blicatie in het Latijn onder de naam Snellius uit 1617 werd algemeen bekend. De Duitser Wilhelm Schickhart gebruik te zeven jaar later als eerste een dergelijke driehoeksmeting voor de kartering van een staat (Württemberg). In Nederland duurde het tot na de Franse bezetting voordat ook hier een driehoeksmeting voor landelijke kartering ge bruikt werd. Luitenant-generaal baron C.R.T. Krayenhoff voer de tussen 1802 en 1811 hiervoor de metingen uit. Ook latere kaarten, zoals de Topografische en Militaire Kaart van Ne derland, werden op basis van deze driehoeksmeting vervaar digd. Een uitzondering hierop waren de kadastrale kaarten, hiervoor werd per gemeente een eigen grondslag gemeten. Na een verzoek van Pruisen om deel te nemen aan een Eu ropese driehoeksmeting, werd in 1865 door de regering be sloten een nieuwe driehoeksmeting uit te laten voeren door prof.dr. F.J. Stamkart omdat het net van Krayenhoff niet aan de gestelde nauwkeurigheidseisen voldeed. Na het overlij den van Stamkart in 1882 bleek echter dat de resultaten van zijn bijna voltooide metingen juist slechter waren. Namens de in 1879 opgerichte Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing stelde prof.dr. Ch.M. Schols daarom een plan op voor een nieuwe driehoeksmeting. De minister weigerde echter zijn toestemming te geven voor het besteden van geld aan een nieuwe driehoeksmeting. De commissieleden drongen vervolgens zo lang aan dat de minister in 1886 uit eindelijk toestemming gaf. ju ar Aadastcr De uitvoering van de Rijks driehoeksmeting (1885 -1929) Na drie jaar voorbereiding werden de metingen uitgevoerd van 1888 tot 1904. Hierbij ging men grondig te werk om een zo hoog mogelijke nauw keurigheid te behalen. Voordat er werd gemeten, werd er een verkenning van het terrein uitgevoerd en werden de aangeschafte Wanschaff-theodolieten gecontroleerd (één van deze theodolie ten staat nu in de hal van het hoofd kantoor van het Kadaster). De waarne mingen werden vervolgens uitgevoerd volgens een vastgesteld meetprogram ma. Hierbij werd er op heliotropen ge richt die zo hoog mogelijk in de toren en even hoog als het meetinstrument geplaatst werden. Een heliotroop is een instrument met een spiegeltje om zonlicht naar het meetstation te weerkaatsen. Een geoefende heliotro- pist stelde deze regelmatig bij. Opstel ling in het midden van de toren was meestal niet mogelijk. De excentrische metingen werden via lokale driehoeks meting gekoppeld aan de torenspits. Als er geen torens beschikbaar waren, bouwde men van hout een tijdelijke meettoren. De noodzakelijke astrono mische metingen werden op dertien punten van het driehoeksnet uitge voerd. Tenslotte werd alles zorgvuldig gedocumenteerd. De werkzaamheden stonden onder leiding van Schols. Na zijn overlijden nam prof.ir. K.J. Heuve- link deze taak over. De kleinstekwadratenvereffening werd vanwege de omvang in drie blokken uitgevoerd. Voor de berekening van geo grafische coördinaten is de ellipsoïde van Bessel gebruikt, voor de rechthoe kige coördinaten de stereografische dubbelprojectie met als projectiecen trum en nulpunt de Onze-Lieve-Vrou- wetoren in Amersfoort (fig. 1). Bij deze projectie worden punten op de ellipso ïde eerst geprojecteerd op een bol en vervolgens op een plat vlak. Dit levert een projectie met zeer geringe vervor ming op. De 'voorlopige' coördinaten werden in 1909 gepubliceerd. De gepubliceerde Snellius voert de eerste driehoeksmeting uit Nederland loopt achter if. J. Lespane, adviseur product en procesinnova tie. Kadaster, jochem.lesparre @kaéostér.nt Nauwkeurige metingen voor het ie-ordenet 'Voorlopige' resultaten GEO-INFO 2007-5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2007 | | pagina 11