Tetraproject: Landmeters en de bijhouding van
het GRB
Zo de huidige aanmaak van GRB-projecten een vrij gespe
cialiseerde bezigheid was waar de modale landmeter niet
echt bij betrokken raakte, dan lijken de toekomstige bij hou
dingsopdrachten wel weggelegd voor een ruimere groep
landmeters. De derde stap in het proces zorgt echter voor
moeilijkheden. Uiteindelijk moet de GRB-databank worden
aangepast, wat een GIS-aangelegenheid is. Eén van de mo
gelijke pistes die AGIV overweegt, is het bijhouden van deze
databank via de omweg van het GRB-CAD. De landmeter zou
kunnen blijven verder werken in zijn vertrouwde CAD-om-
geving en, mits men een aantal topologische regels respec
teert, zou een bijgewerkt GRB-CAD extract door AGIV kun
nen worden omgezet naar de GRB-databank. Dit lijkt een
zeer elegante oplossing om de overstap van de landmeters
wereld van lijnenplannen naar objectgerichte databanken
niet te bruuskeren. Twee aandachtsgebieden verschenen in
het vizier van het projectteam: enerzijds het meten volgens
GRB-skeletbestekken en anderzijds de methodologie van de
bijhouding zelf, die zich perfect leende tot automatisering
via te ontwikkelen software. Een informaticus met interes
se in kartografie en een landmeter met affiniteit voor in
formatica sloegen de handen ineen onder leiding van een
docent landmeetkunde. Het Tetra-fonds zorgde voor de be
nodigde financiën.
Het project 'bijhouding van het GRB' door de Katholieke
Hogeschool Sint-Lieven te Gent
Meten volgens GRB-skeletbestekken
Een eerste vereiste is dat men kan meten volgens GRB-ske
letbestekken. Dat dit meer is dan het gebruik van een aantal
typische objectcodes en van een specifieke lagenstructuur,
werd al gauw duidelijk. Meten volgens een bestek of lasten
boek is reeds enige tijd bekend in de landmeetkunde. De
tijd dat iedereen naar eigen inzicht de terreinsituatie kon
en mocht weergeven, is voorbij. GRB-skeletbestekken ver
schillen echter op een aantal punten van wat de landmeter
gewoon was. De metingen dienen te gebeuren in het natio
naal referentiessysteem Lambert 72, waarbij er op gerekend
wordt dat men gebruik maakt van het FLEPOS actief GPS-
referentienetwerk. (FLEPOS is Flemish Positioning Service,
het gebiedsdekkend RTK-GPS netwerk
voor Vlaanderen.) Naast een uitgebrei
de objectencatalogus, verschijnen er
in deze bestekken een aantal niet zo
vertrouwde zaken:
1. de beschrijving van hoe elk terrein
object precies moet worden weerge
geven op de kaart, is zeer uitgebreid
en gedetailleerd;
2. er zijn heel wat regels naar formaat
en digitale controle na te leven.
Ad 1. Weergave van terreinobjecten:
een uitsprongetje in een gevel wel kar
teren als hij groter is dan 10 cm, een
dak dat doorloopt over een insprong
wel of niet karteren, een trapje voor
een gevel wel of niet...? Het lijkt alsof
men de landmeter opnieuw wil leren
meten. Het gaat hier over de wijze
waarop we de werkelijkheid model
leren. Elke meting is een vereenvou
diging, een benadering van de werke
lijkheid, een model. Waarom wordt er
zo veel aandacht besteed aan de regels
waarmee wordt gemodelleerd? Om
een onafhankelijke kwaliteitscontrole
te kunnen uitvoeren moet alles precies
zijn omschreven zodat er duidelijk on
derscheid kan worden gemaakt tussen
gevolg van de meetonzekerheden en
werkelijke vergetelheden of fouten in
de kartering. Om de herkomst van een
aantal regels te begrijpen, moet men
zich er van bewust zijn dat de GRB-pro
jecten tot stand komen door een com
binatie van fotogrammetrie en terres-
trische metingen.
Ad 2. Een tweede aspect zijn de hoge
eisen naar grafische consistentie: for
maat, lagenstructuur, digitale eisen...
Dit heeft te maken met het uiteinde
lijk opzetten van een objectgericht
databank: heel wat regels staan in
verband met het tot stand komen van
een gebiedsdekkende, topologisch co
herente kaart. Topologie is belangrijk
in een GIS-omgeving: het opsporen
van percelen die aan de weg grenzen,
een aaneensluitende route bepalen,
het gebiedsdekkend visualiseren van
het openbaar domein zonder overlap
pingen of openingen stelt heel wat ei
sen aan lijnen, punten en polygonen.
Lijnen moeten op elkaar aansluiten en
continu verlopen, punten moeten op
lijnen liggen, lijnen moeten polygo
nen begrenzen, er mogen geen over
shoots of gaps optreden, polylijnen
moeten gesloten zijn. Voorlopig vraagt
men van de landmeter nog geen geslo
ten polygonen met attributen, vroeg of
Hogescholen hebben de opdracht hun studenten zo goed mogelijk
voor te bereiden op de uitdagingen van hun toekomstig beroep en
hebben ook sinds kort de opdracht om hun onderwijs op een meer
systematische manier te onderbouwen met onderzoek. De Vlaamse
Gemeenschap steunt het onderzoek van hogescholen onder andere
via het Tetra-fonds (TEchnologieTRAnsfer). Door middel van het Te
tra-fonds voorziet de Vlaamse overheid (IWT) subsidies voor onder
zoeksprojecten van hogescholen voor de transfer van technologie
naar een ruime doelgroep van Vlaamse bedrijven. Deze projecten
moeten ook een meerwaarde betekenen voor de ondersteuning van
het onderwijs op masterniveau. In 2004 is door de afdeling Indus
trieel Ingenieur Landmeten van de Katholieke Hogeschool Sint
Lieven te Gent een project ingediend bij het Tentra-fonds rond de
bij houding van het GRB. Hierbij werd samengewerkt met AGIV en
werden tien landmetersbedrijven en studiebureaus bereid gevon
den om voor cofinanciering te zorgen. Doel van het project was de
drempel verlagen voor de landmeters die willen deelnemen aan de
bijhouding van het GRB. De uitdaging van het onderzoeksproject
was naast het inwerken in de concepten en specificaties van GRB en
GRB-skelet, bestuderen hoe de grafische integratie van bijhoudings-
metingen in een GRB-CAD-extract kan geautomatiseerd worden.
CEO-INFO 2007-5