175 jaar Kadaster en Topografische Dienst mm? 175 jaar Kadaster Lang gescheidenmaarnu toch één! Meer dan 175 jaar geleden werd er al gesproken over het gezamenlijk organiseren van de geo-informatie, al bestond die naam toen nog niet. De voorlopers van de Topografische Dienst en het Kadaster werkten al veel samen in de negentiende eeuw. Kadastrale tekeningen werden gebruikt als basis voor de topografische karteringen, die vervolgens werden aangevuld door verkenningen in het veld. De organisaties zijn lang gescheiden geweest maar sinds 2004 maakt de Topografische Dienst deel uit van het Kadaster. De periode 2004 tot 2010 kunnen we beschouwen als de tijd waarin de twee organisaties volledig in elkaar opgaan en de Topografische Dienst en het Kadaster langzamerhand hun eigen karakter zullen verliezen en uitgroeien tot een nationaal centrum voor rechtszekerheid en geo-informatie. Als officiële oprichting van de voorloper van de Topogra fische Dienst wordt het Koninklijk Besluit van 18 febru ari 1815, nr. 108, beschouwd. In dit Koninklijk Besluit zijn de werkzaamheden van het Topographisch Bureauonderdeel van het Archief van Oorlog, vastgelegd. Daarvóór vonden er uiteraard ook al vele activiteiten plaats op het gebied van topografische karteringen, meestal uit militaire behoefte. Uit de Spaanse tijd dateren de kaarten van Jacob van Deventer (1536-1545). Daarna werden tussen 1570 en 1580 in opdracht van Philips II de Nederlandse ge westen in kaart gebracht door Christiaan Sgroten. Voor het ontstaan van de Topografische Dienst speelde de kartering door C.R.T. Krayenhoff een belangrijke rol. Aan het eind van de achttiende eeuw kreeg hij de opdracht om de Bataafsche Republiek in kaart te brengen. Hij zorgde voor een belangrijke basis voor karteringen, namelijk de opmeting van het driehoeksnet, de voorganger van ons huidige stelsel van de Rijksdriehoeksmeting. Hij verrichtte het werk bij het Topographisch Bureau van het Depot-Generaal van Oorlog, dat in 1806 werd ingesteld. In feite ligt hier de basis van de TD, ware het niet dat deze instelling plaatsvond onder Frans bewind. Na de Franse Tijd werd het bureau in 1815 opnieuw opgericht en kreeg het na enige tijd de naam Dienst der Militaire Verkenningen. Na de oprichting werd al druk gediscussieerd of er een na tionaal instituut moest komen dat zowel de militaire als de Mfo Bakker, Senior-adviseur Strategie en Beleid, concern staf Kadaster jaar Aadaster civiele belangen moest behartigen. In een commissie, die daarover moest ad viseren, waren de departementen van Waterstaat, Onderwijs, Directe Belas tingen (Kadaster), Nationale Nijverheid, Oorlog en Koloniën vertegenwoordigd. In 1822 adviseerde deze commissie een kaart op de schaal 1:10.000 samen te stellen. De basis zou gevormd worden door kadastrale plans en deze zouden worden aangevuld met terreinverken ningen. Het mocht er echter niet van komen. Onderlinge meningsverschillen leid den ertoe dat er enkele aparte diensten ontstonden: de Dienst der Militaire Verkenningen, voor de kaart 1:25.000 (als basis voor de stafkaart 1:50.000), het Kadaster, dat opmetingen deed op de schalen 1:1250 en 1:2500, en Water staat, die de Rivierkaart 1:10.000 ging verzorgen. Na ruim 175 jaar is het toch weer goed gekomen en zijn de Topo grafische Dienst en het Kadaster als nog verenigd. Productieprocessen Voor de productie van de topografi sche kaarten werden de kadastrale tekeningen als basis gebruikt. Deze werden verkleind tot 1:25.000 en zodanig 'vertekend' dat ze in een landsdekkende projectie pasten. De kadastrale tekeningen waren volgens een lokaal net ingemeten waardoor ze onderling niet aansloten. Het ge bruik van de kadastrale plans als meetkundige grondslag werd weer verlaten toen vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw het gebruik van luchtfoto's zijn intrede deed. Hier mee kon men een totaaloverzicht krijgen van het landschap en konden de luchtfoto's, door technieken als onthoeken van luchtfoto's in com binatie met het maken van fotomo zaïeken, direct gebruikt worden als basis van de topografische kaarten. De aanvullende verkenningen in het terrein bleven. Deze werden vanaf het einde van de negentiende eeuw verricht per rijwiel als vervanger van het paard (fig. 1). 7 j GEO-INFO 2007-6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2007 | | pagina 6