object' sluit daarmee aan op die van NEN 3610. GBR geo-ob-
jecten worden onderverdeeld in drie hoofdtypen:
GBRObjecten: dit zijn alle objecten die binnen het beheer-
gebied van Rijkswaterstaat liggen en die in de bedrijfs
voeringvan Rijkswaterstaat een belang kennen;
GBRTopoObjecten: dit zijn alle GBRObjecten die een topo
grafische grondslag kennen en die ook op deze wijze
worden ingewonnen. In de huidige situatie zijn dit met
name de objecten die in het DTB zijn opgeslagen;
GBRBedrijfsObjecten: dit zijn alle GRBObjecten die meestal
zijn opgebouwd uit een of meer GBRTopoObjecten en die
vanuit de bedrijfsvoering van Rijkswaterstaat worden
gedefinieerd. In de huidige situatie zijn dit de objecten
die in de verschillende toepassingen en systemen van
Rijkswaterstaat worden onderscheiden. Veelal betreft dit
beheertaken maar bijvoorbeeld ook invoer voor hydrau
lica (bijvoorbeeld simulatiemodellen voor hoogwaterver
wachtingen).
De objectklassen GBRTopoObjecten en GBRBedrijfsObjecten
zijn beide subklassen van de hoofdklasse GBRObject.
Tussen objecten uit beide objectklassen kunnen verwijzin
gen bestaan. Deze verwijzingen bepalen over en weer uit
welke objecten een eventuele samenstelling bestaat. In het
model zijn deze verwijzingen vastgelegd in zogenaamde
associaties. Hiermee wordt aangegeven dat zowel een topo
grafisch object als een beheerobject zelfstandig kan bestaan
ofwel dat ze een samenstelling zijn van één of meerdere ob
jecten van het andere type.
De keuze om topo-objecten en bedrijfsobjecten in het mo
del te scheiden, heeft meerdere voordelen. Ten eerste wordt
hiermee strikt onderscheid gemaakt tussen inwinning (to
po-objecten) en gebruik (bedrijfsobjecten). De eerste groep
objecten zijn daardoor veelal eenduidig te beschrijven, re
latief onafhankelijk van toepassingen. De bedrijfsobjecten
daarentegen kennen vaak hun eigen specifieke betekenis
Uitbreiding GBR-mo-
del voor wegen.
en daarmee hun eigen semantiek. Het
GBRbedrijfsobject 'Kunstwerkcom
plex' heeft voor Rijkswaterstaat waar
schijnlijk een andere betekenis en ge
bruik dan voor een andere organisatie,
terwijl objecten als 'sluis', 'aquaduct'
en 'brug' wel eenduidig te definiëren
zijn. Een tweede voordeel is dat afstem
ming met andere modellen alleen voor
de topo-objecten nodig is. Het zijn dan
ook de GBRTopoObjecten die terugko
men in NEN 3610 en IMGEO.
In het model is aangesloten op NEN
3610. Omdat NEN 3610 een algemeen
model is voor uitwisseling van geo-in-
formatie, bleek dat voor Rijkswater
staat vaak niet gedetailleerd genoeg.
Om die reden zijn er in de GBR attri
buten onderscheiden die niet in NEN
3610 voorkomen en/of zijn er detail
niveaus toegevoegd aan de toegestane
domeinwaarden van al in NEN 3610 be
staande attributen. Van alle objectklas
sen en attributen die in NEN 3610 voor
komen zijn alleen die gebruikt welke
voor Rijkswaterstaat relevant zijn. In
de praktijk bleek dat vooral de inrich
tingselementen in de NEN 3610 te be
perkt te zijn uitgewerkt. Zij vormen
min of meer een restgroep die binnen
het GBR-model verder is uitgewerkt.
GBR-model getest in de praktijk
Om het model niet alleen een theore
tische uitwerking te laten zijn, is het
model toegepast op het proefgebied
+weg
+heeft
«FeatureType»
VerhardeBaan
«FeatureType:
Wegberm
+wegsoortCharacterString
+wegnummerCharacterString
+getGeometry()GM Surface
«FeatureType»
Weg
+hectometreringCharacterString
♦wegzijde CharacterString
+letterCharacterString [0..1]
«FeatureType»
Hectometerbord
♦geometrie GM_Surface
♦dtbOmschrijving CharacterString
♦dtbCode CharacterString
«FeatureType»
BPSStrook
♦geometrieGM_Surface
♦baansoortCharacterString
♦baanpositie CharacterString
♦baanvolgnummerInteger
♦dtbCode CharacterString
♦dtbOmschrijving CharacterString
«FeatureType»
BPSBaart
♦geometrie GM_Curve
♦indicatieGedwongenRijrichting Boolean
♦hectometreringsletterCharacterString
♦administratieveRichting CharacterString
♦rijrichting CharacterString
♦SWWegtype CharacterString
♦AN Routes CharacterString
♦straatCharacterString
«FeatureType»
Wegvak
GEO-INFO 2007-7/8