objectsoorten en dus lang niet overal
voorhanden - zo blijft alleen de be
schrijvingsmethode 'met coördinaten'
over als generiek toepasbaar en kwali
tatief voldoende. De (goed gemotiveer
de) precisie-eis is 10 cm. Tegelijk valt
de methode 'kadastraal kenmerk' af:
de eenduidigheid is voldoende maar
precisie en stabiliteit zijn dat niet.
Toch is juist 'kadastraal kenmerk' (per
ceelgrenzen) in de wet-Arhi (1991) als
voorkeursmethode gekozen!
Van belang is dat hier werkelijk een
gekwantificeerd verband gelegd wordt
tussen een maatschappelijke betekenis
- de met de plaats van gemeentegren
zen gemoeide rechts(on)zekerheid - en
de kwaliteit van een geodetisch pro
duct. Dat treffen wij in de literatuur
helaas niet vaak aan.
Liefhebbers van de geschiedenis van het
vakgebied in Nederland komen ruim
schoots aan hun trekken: de historische
ontwikkeling over de periode 1813 tot
heden van wetgeving en bestuursrecht
en van de inrichting en werkwijze
van het Kadaster en de Topografische
Dienst, tot en met de effecten van re
cente ontwikkelingen als GPS en LKI,
komen systematisch aan de orde en
worden op talrijke plaatsen genoemd
als achtergrond van concrete situaties
en voorbeelden. De hoofdstukken 2 en 3
zijn zelfs in belangrijke mate chronolo
gisch opgebouwd en vormen zodoende
een geschiedeniswerkje op zichzelf. De
inleiding van hoofdstuk 2 geeft ook een
beknopte geschiedenis van de achttien-
de-eeuwse voorlopers van de Gemeente,
die vrucht van de Bataafse Revolutie.
Het doet weldadig aan dat deze auteur
geen anachronistische terminologie
gebruikt: bij hem is de Wetgever inder
daad (tot 1813) de Keizer der Fransen,
daarna (tot 1848) de Koning (Willem I
resp. II) en daarna de Regering plus Sta-
ten-Generaal. In de periode voor 1848
spreekt hij consequent over de Gou
verneurs der provincies (en niet over
de CdK) en tijdens het begin van de ka
dastrale opmeting over de maire, later
de burgemeester; de buurlanden aan
de oostgrens heten tot 1866/1870 Han
nover en Pruisen. Maar ook de recente
geschiedenis wordt niet geanachroni-
seerd: zo blijft de topografische dienst
hier Topografische Dienst Nederland en
(nog) niet TD-Kadaster, behalve als het
over de toekomst gaat. Ook de kaarten
zijn 'bij de tijd': de thematische kaart
van Nederland met de startperiodes
van de kadastrale opmeting geeft zout
water aan in de Lauwerszee, Braakman,
het IJ en zelfs het Haarlemmermeer.
Het hoofdstuk over verbeteringen van
het stelsel begint met de constatering
dat dit, naast de behandelde tekortko
mingen, niet past in de hedendaagse
visie op de overheidsinformatievoorzie
ning. Van der Meer komt dan met de
keuze om de gemeentegrenzen onder
te brengen in de systematiek van de
'basisregistraties'. Vervolgens confron
teert hij de huidige praktijk met de
twaalf eisen die het Programmaburo
daaraan stelt, verdeeld over vorm, ver
antwoordelijkheid, kwaliteit, regeling
met leveranciers en gebruikers, en kos-
tenaspekten. Het schema (p. 279) laat
op overzichtelijke wijze zien dat de
historisch gegroeide praktijk slechts op
punten, en dan veelal slechts ten dele,
aan die eisen voldoet.
Van de wettelijke verankeringsmoge
lijkheden als basisregistratie kiest hij
niet voor de Gemeentewet, niet voor de
wet-Arhi, niet voor de Kadasterwet (de
gemeeentegrens is niet privaatrechte
lijk en beschrijft geen onroerend goed),
maar voor een afzonderlijke regeling,
maar dan wel samen met andere (toe
komstige) gebiedsgrensregelingen. En
passent wijst hij het voornemen af om
de gemeentegrens mee te nemen in het
wetsvoorstel 'Basisregistraties, kadas
ter en topografie' (mei 2006) omdat dit
een erg indirecte, verstolen manier van
formele taaktoedeling zou zijn en een
sprong in authenticiteit die zijn weerga
niet kent (waarvoor de hele dissertatie
een overstelpende hoeveelheid bewijs
aandraagt).
Wel stelt hij voor om Kadaster hier een
nieuwe taak op te dragen maar langs
andere weg. Kadaster is daarvoor het
goede adres, ook wegens de recente
centralisatie. Wel moet overgeschakeld
worden van de kadastrale kaart (kadas
trale kenmerken) op de GBKN als onder
grond voor delimitatie. In een 'plusvari
ant' krijgt Kadaster de bevoegdheid om
kleine herallocaties te initiëren.
Een paar kritische opmerkingen. Op
veel plaatsen gebruikt de auteur de
term 'geometrisch' (ook in verband,
zoals correct') waar hij naar mijn be
grip gewoon 'landmeetkundig' of 'ge
odetisch' bedoelt. Aan gewetensnood
inzake de keuze tussen landmeetkun
dig en geodetisch kan dit niet liggen
want daarmee maakt hij al korte met
ten in zijn terminologieverantwoording
(p. 13): 'gebruik ik door elkaar, zonder
een onderscheid te willen maken'.
Prima, maar geometrisch betekent al
leen meetkundig in abstracto, zoals in
de naam van het vroegere middelbare
schoolvak, terwijl het hier altijd gaat
om 'plaats in een landmeetkundig/geo
detisch coördinatensysteem'. Dus...
En dan: het begrip RD2000 (p. 294 en
295). Hier leeft bij auteur een misver
stand: RD2000 gaat niet ingevoerd
worden, het was een werknaam. Het
gekozen nieuwe referentiesysteem is in
gevoerd in 2002 en wordt sindsdien op
basis van RDNAPTRANS alom gebruikt.
Overigens is het wel goed dat Van dei-
Meer hier nog eens poneert dat het geo
detische referentiesysteem een wettelijke
status moet houden/verkrijgen (p. 297,
voorstel aanpassing art. 2 wet-Arhi).
Het boek is - nogal uitzonderlijk voor
een Delftse dissertatie - 'leesbaar van
kaft tot kaft'. Het kent een grote rijkdom
aan stof en een beeldende schrijfstijl,
ook doordat voorbeelden veelal worden
gestaafd met lokale bijzonderheden:
in de genormaliseerde Dommel...'. De lezer
voor wie het bestuursrecht geen dage
lijkse kost is, doet in het voorbijgaan
een aardige opfriscursus op. Ook is het
boeiend doordat de stof talrijke bizarre
verwikkelingen bevat. Om er slechts
wet 1990
Gronzon volgons
processen-verbaal
kadaster 1817-1825
volgens PV's*
Ondergrond*. £SuurUnd Felkplen
Gemeentegrenzen voorzover die in de processen-verbaal van De herkomst van de thans geregistreerde gemeentegrenzen
het Kadaster zijn beschreven. bet Haringvliet. Voor de rode lijn ontbreekt een formeel
besluit.
CEO-INFO 2007-9