In memoriam prof.ir. GJ. Bruins (1909-2007) Met zijn HBS-diploma in 1927 op zak beoogde de 17- jarige Gerard Johan Bruins een beroep waarin bin nen- en buitenwerk konden worden verenigd. Liefst was hij in Wageningen bosbouw gaan studeren maar met het geringe aantal houtvestersplaatsen in Nederland bood de opleiding tot landmeter een beter werkgelegenheidsper- spectief. In die richting zou hij begin 1931 afstuderen 0111 per 1 mei als aspirant-landmeter bij het Kadaster te be ginnen in Deventer. Per 1 december 1932 werd Bruins, tot landmeter bevorderd, geplaatst bij het kantoor Zwolle. Niet voor lang, want al met ingang van 1 mei 1933 werd hij overgeplaatst naar de in Amsterdam gevestigde Bij- houdingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting (RD), die in 1938 verhuisde naar het Geodesiegebouw te Delft. In 1941 kreeg landmeter Bruins de leiding bij het herstel van de in mei 1940 op Walcheren opgelopen schade aan het RD-net, om kort daarna naar Zwolle te worden gedi rigeerd voor assistentie bij de problematische puntsbepa- ling in de droogvallende Noordoostpolder. Ten behoeve van een optimale inbreng van het RD-net bij de verenigde Europese netsvereffening, was Bruins in de jaren 1947-1950 belast met de astronomische lengtebepa ling van de primaire punten Leeuwarden, Ameland, Zie- rilczee en Goedereede. Dit werd aanleiding tot de scriptie waarmee hij op 19 oktober 1951 de titel 'geodetisch inge nieur' verwierf. Het samenwonen in het Geodesiegebouw van de geode tische opleiding, de Rijkscommissie voor Geodesie (RCG) en de RD leidde tot vruchtbare interacties en wederzijds gebruik van kennis en middelen. Zo kwam het dat RD- landmeter Bruins toestemming kreeg om dr. W. Nieu- wenkamp's plaats, als RCG-medewerlcer van prof.dr.ir. F.A. Vening Meinesz, in te nemen nadat eerstgenoemde in 1947 was benoemd tot hoogleraar in Utrecht en laatst genoemde een Atlantische zwaartekrachtsexpeditie per Hr.Ms. onderzeeboot O 24 op stapel had. Die expeditie bracht Bruins in 1948-1949 via de Azoren naar Curasao en terug. Met een rede over 'De aaneensluiting van de Europese driehoeksnetten' maakte ir. Bruins op 23 oktober 1952 als lector in het Landmeten, waterpassen en de geodesie de overstap naar de Technische Hogeschool (TH), het be gin van zijn wetenschappelijke loopbaan. In 1954 werd Bruins lid van de RCG, een orgaan waarvan hij van 1973 tot 1980 voorzitter zou zijn. Het ambt van hoogleraar in zijn vakgebied aanvaardde lector Bruins op 1 oktober 1958 met een rede over 'Geodesie en gravimetrie'. In Delft werd hij zo de opvolger van Vening Meinesz, die in september 1957 als buitengewoon hoogleraar afscheid had genomen. Naast zwaartekracht had professor Bruins ook andere, deels uit zijn RD-tijd meegekomen, onder werpen in zijn pakket, zoals de kromlijnige geodetische berekeningen en kaartprojecties; of bijzondere metin gen, zoals die met invardraden. Als RCG-lid kreeg Bruins in 1955-1957 de aanleg en de meting van de interferentie-ijkbasis in de Loenermark onder Apeldoorn in zijn portefeuille; als hoogleraar na 1957 de geodetische toepassingen van kunstmanen. Hij werd al spoedig lid van de door de KNAW ingestelde Commissie voor Geofysica en Ruimte-onderzoek (GROC) en vertegenwoordigde daarin tot 1971 de Delftse inspan ningen inzake de satellietgeodesie. Meer specifiek bestreek Bruins' leerstoel, die hij be kleedde tot voorjaar 1976, de fysische geodesie, de talc waarin hij na zijn emeritaat nog enige tijd een leerop dracht vervulde. De toegankelijke prof. Bruins was een gewaardeerd docent. In meer algemeen verband was hij, met zijn humoristische toonzetting, een graag gehoord spreker. Bij zijn onderzoek zocht hij vaak naar het in zicht verruimende verbanden: 'een satellietbaan is een slingerbeweging in het zwaartelcrachtsveld'. Zijn verdiensten in de fysische geodesie en zijn brede kijk kregen erkenning in zijn lidmaatschap van het College van Bijstand bij het KNMI met, in de jaren '70, het voor zitterschap daarvan. In de (onder)afdeling Geodesie be kleedde Bruins in de loop der jaren diverse bestuurlijke functies waaronder die van voorzitter. Hij behoorde tot de generatie docenten die de opleiding tot geodetisch in genieur vorm hebben gegeven. Ook elders binnen de TH en, zoals opgemerkt, daarbuiten was hij vakinhoudelijk bestuurlijk actief. Professor Bruins overleed op Tweede Kerstdag 2007 in zijn geliefde buitenhuis in Woold, onder Winterswijk. Hij werd op Oudejaarsdag begraven in Heemse onder Hardenberg, niet ver van het plekje waar hij ruim 98 jaar daarvóór was geboren. Familie, vrienden, kennissen en leerlingen namen afscheid van een man die ook in zijn beroepsmatige omgeving zeer gewaardeerd in dankbare herinnering zal blijven. L. Aardoom GEO-INFO 2008-2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2008 | | pagina 41