IÉ ff U.,11 1111 tegenover dat de kans op het ontvan gen van voldoende signalen voor posi tiebepaling aanzienlijk wordt vergroot. Tests We hebben verschillende tests met een hogegevoeligheidsontvanger uitgevoerd jOdijlc et al., 2008]. Daarbij is gebruik ge maakt van de u-blox AEK-4T Evaluation Kit met ANTARIS 4 Positioning Engine. Bij één van de tests is met een personen auto over de luchtzijdige rondweg van Schiphol gereden en zijn vier logs per se conden gedaan, zowel in het standaard NMEA-formaat (National Marine Elec tronics Association) met gefilterde po sities van de ontvangerprogrammatuur, als de ruwe waarnemingen in RINEX- formaat (Receiver INdepent Exchange). De rondweg loopt gedeeltelijk langs en gedeeltelijk onder de pieren. Fig. 6 laat een gedeelte van deze weg zien waar de ze onder een pier doorloopt. Met name rond de D-pier zijn grote stukken die on der de pier doorlopen. Fig. 7 laat de po sities zien die met de ontvanger bepaald zijn. In het linker deel zijn de gefilterde posities uit de ontvanger te zien. Het rechter deel toont de posities die we met ons eigen filter hebben bepaald op basis van de ruwe waarnemingen. Het door de ontvanger bepaalde traject verloopt veel gladder dan de door ons eigen filter bepaalde traject. Het ver schil is waarschijnlijk te verklaren uit het gebruik van een Kalman-filter met strakke constraints in de ontvangerpro grammatuur. In ons eigen filter zijn ex pres hele zwakke constraints gebruikt zodat de berekende posities meer lijken op wat haalbaar is met alleen GPS-waar- nemingen. In beide gevallen kunnen de gefilterde posities tot ongeveer 100 m afwijken. Daar staat tegenover dat we voor alle epochen een positie hebben (100% beschikbaarheid). Met een tradi tionele ontvanger zou dat niet mogelijk geweest zijn. In het rechter deel van fig. 7 is met rood aangegeven wanneer van minder dan drie satellieten signalen zouden zijn ontvangen als we signalen met een C/NO kleiner dan 35 dBHz niet zouden kunnen gebruiken. Dit komt ongeveer overeen met het gedeelte van de weg onder de pieren. In fig. 8 staan de gemiddelde C/N0-waarden per epo che gegeven die corresponderen met dit deel van het traject. In rood staan hier de gemiddelde waarden onder de 35 dBHz; wederom corresponderen die ongeveer met de gedeelten van de weg onder de pier. Fig. 4. C/N0-waarden als functie van de elevatie bij vrij zicht voor een experiment met de u-blox-ontvanger op het dak van het gebouw van de voormalige faculteit Geodesie in Delft. De stippen representeren gemiddelden over alle waarden in twee-graden-intervals. De balken geven de 25%- en 75%-waarden aan (50% bevindt zich tussen de onderste en bovenste waarde van de balk). Ook binnen in de terminalgebouwen hebben we een aan tal tests gedaan. Op de bovenste verdieping van de D-pier konden goede posities worden bepaald. Op de onderste ver dieping is dat niet gelukt. Omdat de ramen gecoat zijn is vermoedelijk het signaal op de bovenste verdieping door het dak gekomen. In de C-pier waren de ramen niet gecoat en konden de signalen die door de ramen penetreerden ver moedelijk gebruikt worden voor de plaatsbepaling. Op veel plekken in de terminalruimten bleek plaatsbepaling hele maal niet mogelijk. Conclusie In de bebouwde omgeving zijn de nauwkeurigheid en be schikbaarheid voor GNSS-plaatsbepaling lager dan op plaat sen waar vrij zicht is naar alle satellieten. Met meer satel lieten kunnen op meer locaties posities bepaald worden, maar zelfs onder tamelijk milde stedelijke omstandigheden zijn er in een gecombineerde GPS-Galileo-constellatie op veel locaties onvoldoende open zichtlijnen om zonder an dere sensoren plaatsbepaling te doen. In een toekomstige Fig. 5. Op de bovenste bouwlaag van bijvoorbeeld een flatgebouw kunnen GPS-signalen door het plafond dringen of via de ramen aan de zijkant binnenkomen en al dan niet verschei dene malen via vloerplafond of andere objecten reflecteren. Een vergelijkbare situatie kan verwacht worden onder bruggen of in korte tunnels. Hoewel indirecte (gereflecteerde of pe netrerende signalen) een lagere signaalsterkte hebben dan directe signalen, kunnen ze, mits niet al te sterk gedempt, toch door hogegevoeligheids-GPS-ontvangers gebruikt worden om tot een positiebepaling te komen. Op lagere bouwlagen of onder dikke of metalen plafonds is het minder waarschijnlijk dat de signalen nog door het plafond kunnen binnendringen. 50 48 46 O 42 40 38. 30 60 Elevatie (graden) 90 GEO-INFO 2008-6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2008 | | pagina 29