al dan niet samenwerken met geoICT. de vormen van bijvoorbeeld via DURP). Dit zou te verklaren zijn uit het feit dat de basisregistraties veel meer de tails voorschrijven voor bijvoorbeeld gemeentes, in hun samenwerking met andere organisaties, dan bijvoorbeeld de ruimtelijke ordening -regelingen en -afspraken dat doen voor diezelfde organisaties. De integratie-voorschrif ten en standaarden zijn kennelijk veel uniformer en de implementatie is veel meer van bovenaf (top-down) geregeld. Zodra lokale context een rol begint te spelen, zoals bijvoorbeeld bij ruimtelij ke plannen het geval is wordt samen werking met betrekking tot de data veel meer onderhandelbaar en ook direct problematischer. Die problema tiek lijkt te leiden tot een gevoel van minder beslisruimte en daardoor ook minder zekerheid wat betreft de te ma ken afspraken binnen een samenwer king. Hoe groot de mate van invloed werd gevoeld van nationale organisa ties en representatieve organisaties op lokale samenwerkingsvormen en -afspraken werd als volgt beantwoord (Tabel 2): Opmerkelijk is hier de respons ten aan zien van het Ministerie van Binnen landse Zaken, die toch formeel verant woordelijk is voor de reorganisatie van de overheid en de uitvoering van de digitale overheidsprogramma's. Ken nelijk worden deze programma's niet als invloedrijk beschouwd op de (her-) inrichting van samenwerkingsverban den waar geoICT een onderdeel van is. Dit geeft aan de andere kant misschien ook aan dat de organisatie van geoICT niet zozeer als een onderdeel van de digitale overheid of de efficiënte over heid wordt beschouwd maar meer als een onderdeel van ruimtelijke uitvoe ringstaken van de overheid. Daarte genover bleek er wel een positieve cor relatie te zijn tussen de aanwezigheid van de elektronische overheidspro gramma's en het gevoel van grotere efficiëntie. Dit gevoel van grotere effi ciëntie binnen de samenwerking bleek echter weer niet te correleren met een verhoogd gebruik van geoICT, of het GeoICT wordt kennelijk niet geassoci eerd met grotere efficiëntie. Wat eigen invloed betreft op afspraken over samenwerkingsverbanden bleek het volgende: Personeel dat dagelijks met geoICT werkt (eerste categorie in Tabel 1) Veel invloed Geen invloed Respons Ministerie van VROM 73.8% (59) 27.5% (22) 80 Ministerie van Binnenlandse Zaken 35.7% (25) 65.7% (46) 70 Uitvoerende departementen 8.8% (6) 91.2% (62) 68 Uitvoerende organisaties Egov (ICTU) 20.3% (14) 81.2% (56) 69 Nationale data collectie organisaties 57.9% (44) 43.4% (33) 76 Representatieve organisaties 36.8% 25) 64.7% (44) 68 Steering comités van verbanden 64.9% (48) 35.1% (26) 74 Individuele partners 60.5% (49) 42.0% (34) 81 Individuele (geo)ICT departementen 66.7% (50) 36.0% (27) 75 Tabel 2. Mate van heeft het gevoel dat men weinig invloed kan uitoefenen invloed op samen- over het hoe, waar en wanneer er kan worden of zou moe werkingsverbanden ten worden samengewerkt. Zo te zien bestaat het gevoel met geoICT. dat deze beslissingen buiten de geoICT-departementen of buiten geoICT-gerelateerd overleg om worden genomen. Speciaal voor gemeenten en waterschappen bestaat een serieus dilemma of men zich lokaal of regionaal moet organiseren om invloed uit te oefenen, of dat men zou moeten vertrouwen op representatieve or ganisaties zoals VNG en UWV. Het vertrouwen dat via deze organisaties invloed kan worden uitgeoefend op de vorm van samen werken is echter relatief laag, zoals blijkt uit Tabel 3. Werkt goed Niet goed, niet slecht Werkt niet voor ons VNG 10.3% (6) 65.5% (38) 24.1% (14) IPO 5.7% (3) 26.4% (14) 67.9% (36) UWV 4.0% (2) 14.0% (7) 82.0% (41) Provincies 10.7% (6) 39.3% (22) 50.0% (28) Ministeries 9.1% (5) 61.8% (34) 29.1% (16) Eigen gemeente 44.6% (25) 44.6% (25) 10.7% (6) In ter-gemeentelijke consultatieve 20.0% (11) 50.9% (28) 29.1% (16) structuren Speciale afspraken 34.0% (18) 49.1% (26) 17.0% (9) Programma E-gemeenten (EGEM) 29.8% (17) 50.9% (29) 19.3% (11) Tabel 3. Vertrouwen van gemeenten en waterschappen in de vraag of represen tatieve organisaties invloed kunnen uit oefenen op geoICT samenwerkingsver banden. Op de vraag of de open source initiatieven zoals het Mani fest van de open overheidsorganisaties (www.ososs.nl/fëed- back/manifest_open_overheidsorg) enige invloed had op de manier van samenwerken, bleek dat maar 4% wist of hun organisatie hier enige vorm van beleid of afspraak over had. Dit soort initiatieven blijkt dus niet direct bij te dragen aan meer of andere vormen van samenwerking. Wel was opmer- Vragenlijst GeoG2G 1AUjeuifvie vrayiMi l, WcJkc omsdirijvinjj *ou bét bests passet) bi) uw inert.» CIS,1 fCtOiKT öjcffit n GIS ,i [GfpJSCT p r 615 (Cto;tCT ai r Cis IT.foVïrT .1 mm CIS (CwyCT anJalr-jSlwcrt 1 Stractie- eivol betedsafawir. tr 3.' Werkt n ielf met GIS. kvrntl^jeWik-n date. «f locaOegebundeii diensten? r r ssjv 19 f GEO-INFO 2008-11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2008 | | pagina 39