wtTÈNmiNNÉN Vooroorlogs landmeten voor tuinbouwers WATERPASSEN Boekje uit serie 'Weten en kunnen' Anno 2009 is het kopen en benutten van landmeetkun dige apparatuur door leken niet uitzonderlijk. Vóór de komst van roterende lasers was het gebruik van waterpasin strumenten in de bouw al vele decennia gemeengoed. Het fe nomeen heeft ook breder gezien oude wortels en dat kan on der andere worden geïllustreerd met drukwerk van weleer. Type studieboekje Uitgever Kosmos van de Amsterdamse Keizersgracht startte voorin de twintigste eeuw een serie populaire ingenaaide studieboekjes onder de naam 'Weten en kunnen Het zou den er tot na WOU honderden verschillende worden. Num mer 111 werd 'Landmeten en waterpassen' uit de Afdeeling Plant, Bloem en Vrucht, onder leiding van Floralia-hoofd- redacteur J.F.Ch. Dix. De ondertitel luidt: 'Beknopte hand leiding voor den land- en tuinbouwer en ten gebruilce bij het onderwijs aan den cursus in aanleg en onderhoud van tuinen'. Er verschenen minstens twee drukken van. De au teur is G. Bleeker, in het boekje aangeduid als 'Hoofd van de Cursus in aanleg en onderhoud van Tuinen te Haarlem'. Deze bekende Santpoortse tuinarchitect, Gerard Bleeker (1882-1956), neef en leerling van Leonard Springer, ont wierp bijvoorbeeld het Von Gimbornarboretum te Doorn en het AJV-Paasheuvelpark te Vierhouten. Van nummer 111 verscheen de 'tweede, verbeterde druk met 93 afbeeldingen' en 64 pagina's rond 1930. De uitsluitend getekende illustra- PLANT, BLOfcMtJ VRUCHT LANDMETEN én DOOR G.BLEEKER Omslag naar ontwerp van André Vlaanderen). ties waren van de auteur, behalve de puur instrumentele (bijvoorbeeld van een waterpasinstrument van H. Wild Heerbrugg) die van j. Ahrend Zoon kwamen. De 'softcover' is van een uni form formaat (19,5 x 13,5 cm) en mo del van de reclamekunstenaar André Vlaanderen (1881-1955) maar in dit ge val verrijkt met drie landmeetkundige plaatjes: meetband, equerre en water pasinstrument. Inhoud In zijn voorwoord, bij de tweede druk, verklaart Bleeker waarom ook een moderner waterpasinstrument werd beschreven en afgebeeld: 'Door hun grootere nauwkeurigheid, gepaard aan eenvoudige opstelling en behandeling zullen deze instrumenten in de naaste toekomst algemeen gebruikt worden.' (En dat gebeurde inderdaad.) Zijn inlei ding meldt het nut van landmetingen voor tuinbouwers. Een opmerkelijke passage is dan rond 1930 nog: "Vroeger werd, en ook thans wordt nog vaak, zooals men dit noemt in de ruwte met 'de halve roede' gemeten. Dat dit echter niet bevorderlijk is voor de nauwkeu righeid der metingen, is voor een ieder duidelijk; daarom moet ook zooveel mogelijk, wanneer het er eenigszins op aan komt, dit met de roede meten afge schaft worden en vervangen door nauw keurige metingen met de meetband.' (Een landmetersroede was - verwarrend - een stok van een halve roede oftewel bijna twee meter lang.) Rekening hou den met de aardkromming is volgens Bleeker alleen nodig voor 'de beroeps landmeter, die met het meten van ge- heele landstreken te doen heeft'. Van RD-referentiepunten is in het boekje geen sprake. Het werkje start met veel praktische meetkunde, bijvoorbeeld hoe men moet uitrekenen hoeveel planten op een cirkelvormig bloemperk geplaatst kunnen worden of hoe men op papier dan wel in het terrein een el lips moet uitzetten. Vervolgens worden meetwerktuigen beschreven. Hoewel men voor kleine opmetingen desnoods gebruik kan maken van 'boonestaken', wordt de jalon aanbevolen. ('Vroeger meestal rond in doorsnede, worden zij thans vaak in driehoekige doorsnede Af-DEFLING 1 r\ J ÉT KJ W onder leiding van JlliCh.DIX GEO-INFO 2009-2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2009 | | pagina 12