Een geologisch mozaïek van Nederlands Oost-lndië Deze kaartuitsnede is genomen uit de 'Geologische Schetskaart van Nederlands Oost-lndië' die Eduard Cornelius Abendanon (1878-1961) in 1913 in opdracht van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) samenstelde. Een jaar later werd deze uit zes bladen bestaande wandkaart door het Genootschap in samenwer king met het Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap en met steun van de Ministeries van Koloniën en Marine ook in druk uitgebracht. In deze bijzondere kaart laat Abendanon zien hoe ingrijpend de kennis van het geologische land schap van Nederlands Oost-lndië vanaf het derde kwart van de negentiende eeuw was gewijzigd. Hoofdzakelijk dankzij het wetenschappelijke werk van Nederlandse mijningeni eurs en gedeeltelijk ook door Nederlandse en buitenlandse geleerden en explorateurs, waren op Java, Sumatra, Borneo, Celebes, de Molukken, zelfs tot Nieuw-Guinea aan toe, enor me terreinen verkend en in kaart gebracht. Daardoor was de aanwezigheid van grote voorraden steenkolen, aardolie en goud aan het licht gebracht, die voor een deel al werden ontgonnen, en waren geheel nieuwe denkbeelden ontstaan over de geologische configuratie van de Indische Archipel. De Geologische Schetskaart markeert een echte overgangs fase in het onderzoek van de geologische gesteldheid van de Nederlandse Oost-Indische Archipel, die tot die tijd nog min of meer fragmentarisch was, terwijl het onderzoek nage noeg nog geheel in het eerste stadium verkeerde, namelijk dat van de algemene verkenning. Met zijn kaart probeerde Abendanon deze broksgewijze kennis voor het eerst karto- grafisch te ordenen en daarmee de verschillende denkbeel den over de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van het Indische eilandenrijk met elkaar in een ruimtelijk verband samen te brengen. En in die opzet slaagde hij meesterlijk, zozeer zelfs dat de 'vader van het moderne Indische geologi sche onderzoek' Rogier Diederik Marius Verbeek (1845-1926) al bij voorbaat vaststelde dat met deze kartering een nieuwe wetenschappelijke basis was gecreëerd, op grond waarvan nieuwe onderzoekingen konden worden ontwikkeld. Het was niet verwonderlijk dat juist Abendanons naam als auteur boven de kaart prijkte. De in Java geboren mijningeni eur, een bankierszoon en een protégé van de beroemde geo loog, bioloog en ontdekkingsreiziger Gustaaf Adolf Frederik Molengraaff (1860-1942), had zich opgewerkt tot een van de vooraanstaande Nederlandse geologen. Aan het begin van de twintigste eeuw had hij naam gemaakt door een gecombi neerde Engels/Franse geologische expeditie door het ontoe gankelijke binnenland van de Chinese provincie Sichuan te leiden. Bij terugkeer in Nederland zette hij zijn zinnen op een stelselmatig geografisch-geologisch onderzoek van Cen- traal-Celebes. In dit deel van de Archipel was dankzij het op treden van de Nederlands-Indische regering het Nederlandse gezag weliswaar krachtig gevestigd, maar op geografisch en geologisch gebied was er nog heel weinig van bekend. Op voorspraak van Molengraaff en met de financiële steun van het KNAG, dat al veel langer plannen had voor een natuur wetenschappelijk expeditie op het eiland, kon Abendanon dat onderzoek ook realiseren. Tussen 1909 en 1910 legde hij in iets meer dan 200 dagen liefst 2000 kilometer te voet, 200 kilometer te paard en nog eens 1200 kilometer in kano's af! Bij deze toch ten ging zijn aandacht vooral uit naar de bodemgesteldheid en de morfologie van het terrein, maar op verzoek van het Genootschap werd ook onderzocht 'wat van de doorgetrokken landstreken met behulp van kapitaal en moderne techniek in de toekomst te maken zou zijn'. Ten tijde van de expeditie schreef Aben danon een aantal zeer leesbare en ook ruimschoots geïllustreerde artikelen voor het tijdschrift van het Genoot schap. Daarin geeft hij dagboekgewijs een gedetailleerd beeld van zijn avon turen en voornaamste bevindingen. Gelijktijdig maakte hij plannen voor een wetenschappelijke studie die, naast een meer gedetailleerd reisverslag, alle beschikbare geologische, geografische en kartografische kennis van het eiland in een alomvattende synthese moest sa menbrengen. Die prachtige studie, een van de meest gelauwerde Nederlandse wetenschappelijke werken uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, verscheen tussen 1915 en 1918 in vier delen en een atlas, zowel in een Neder landse als in een Franse editie. Voordat Abendanon zich aan het schrij ven van zijn magnum opus zette, hield hij zich tussen 1911 en 1913 bezig met het samenbrengen van gegevens voor zijn 'Geologische Schetskaart van Ne derlands Oost-lndië'. Op verzoek van het KNAG presenteerde hij het ruim 220x115 centimeter metende manu script tijdens de grote tentoonstelling die het Genootschap bij gelegenheid van zijn veertigjarig bestaan in septem ber 1913 in het Stedelijk Museum van Amsterdam organiseerde. Op deze 'Ko loniaal-Aardrijkskundige' tentoonstel ling werd in negen overdadig gevulde zalen een nauwgezet: beeld voorgescho teld van de stand van de geografische kennis van het Nederlandse koloniale gebied in 1873 (het oprichtingsjaar van het Genootschap) en de geleidelijke voortgang daarvan tot 1913. Daarbij werd het accent gelegd op die terreinen waarmee het Genootschap sinds 1873 had beziggehouden: de topografie, de geodesie, de hydrografie en oceano grafie, de meteorologie, de geologie en de economische geografie. Het beeld Paul van den Brink, docent Onderzoeker URU/Explokart, Universiteit Utrecht GEO-INFO 2009-3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2009 | | pagina 22