Politiek zaait in een
vruchtbaar geo-landschap
Geo-Info in Praktijk
Laatst hoorde ik iemand verzuchten:
'Nu wordt het pas echt leuk. Eindelijk
moeten die gco-specialisten eens van
hun eiland afkomen. De technische
mogelijkheden zijn er, de verbinding
naar het vasteland ligt er... Nu kan
integratie van geo-informatie in werk
processen volgen en kunnen we, in
plaats van alsmaar navel te staren, toe
passingen gaan bouwen waar je écht
iets aan hebt.'
Een prikkelende uitspraak die bij mij
gemengde gevoelens opriep. In eerste
instantie was deze uitspraak heel her
kenbaar voor mij. Ook ik ben de laat
ste maanden, na jaren van focus op
de geo-backoffi.ce, nauw betrokken bij
een beleidsproces. Maar tegelijkertijd
riep het ook de neiging tot verdediging
bij me op: het is mooi dat het gebruik
van de mogelijkheden van geo-infor
matie nu eindelijk veel breder benut
worden, maar het had ook niet veel
eerder op deze schaal, gekund. Niet
alleen omdat de techniek nog niet zo
ver was maar ook omdat de politieke
en maatschappelijke noodzaak er eerst
moet zijn. Zonder die noodzaak blijft
het duwen en trekken vanuit de hoek
van de informatievoorziening. En dan
is het oordeel van 'hobbyisme' snel ge
veld.
De afgelopen maanden was ik betrok
ken bij het proces van de omvorming
van het subsidiestelsel voor het beheer
van Natuur en Landschap. Provincies
moeten de regierol gaan voeren bij de
verfraaiing van het landschap en het
uitvoeren en uitbreiden van het na
tuurbeheer. Dat gebeurt doordat alle
provincies nog voor de zomer op 'uni
forme' wijze een natuurbeheerplan
maken. Op basis daarvan verstrekt de
Dienst Regelingen van het Ministerie
van LNV subsidies aan boeren en na
tuurorganisaties.
Het maken van deze twaalf uniforme
plannen kan alleen gerealiseerd wor
den op basis van vérstrekkende inhou
delijke én technische standaardisatie.
Vanuit de beleidssector is daarom een
vraag ontstaan die nog niet eerder op
deze schaal gesteld is, althans niet bij
mijn weten. Op 1 november moeten de
eerste subsidies aangevraagd kunnen
worden. En dan is het simpel: geen
standaardisatie, geen subsidie-aan
vraag, geen subsidie, geen natuur- en
landschapsbeheer.
Zes maanden geleden hoorde ik, met
enig ongeloof, voor het eerst over deze
plannen. Vanuit de sector natuur- en
landschapsbeheer werd gewerkt aan
het inhoudelijk deel van de standaard:
17 natuurtypen en 58 natuurbeheerty-
pen. Van Kruiden- en faunarijk gras
land tot 'Glashaverhooiland' en 'Zil-
ten overstromingsgrasland'.
Een dergelijke vergaande overeen
stemming over standaardisatie is een
perfecte basis voor het creëren van het
informatiemodel Natuurbeheer. Fan
tastisch om dit proces mee te maken.
Er bestaat een enorme bereidwillig
heid tot samenwerking in een brede
kring betrokkenen vanuit natuur- en
landschapsorganisaties, het bedrijfs
leven (Geodan), Geonovum, provincies
en ministerie.
Eind januari is het gelukt om een
conceptversie van het model op te
leveren en ter consultatie aan de geo-
en natuursector aan te bieden. In de
laatste fase was de grootste uitdaging
om af te ronden; de verleiding om de
wereld zo precies mogelijk te modelle
ren, een haast onvermijdelijke verlei
ding die zich ook hier weer voor deed.
Hoe ver kun je gaan om de wereld in
een informatiesysteem onder te bren
gen? Het doel is om subsidies te ver
strekken. Vanzelfsprekend bedenken
mensen dan ook vele andere handige
toepassingen die, met een kleine toe
voeging hier en daar, óók mogelijk
worden. Maar dat komt later, in een
volgende fase. Nu moet het model
zich gaan bewijzen in de praktijk. Nu
Marjan Bevelander
zijn de provinciale geospecialisten aan
de beurt om de plannen op basis van
het informatiemodel te gaan maken.
Een hele uitdaging. Niet in de laatste
plaats omdat ook voor de eerste keer
de nieuwe basisregistratie ToplONL ge
bruikt moet gaan worden. En ook daar
zijn nog heel wat vragen te beantwoor
den. Terugkijkend op het proces, is het
voor mij heel duidelijk dat het infor
matiemodel voor Natuurbeheer nooit
in een dergelijk kort tijdsbestek van de
grond had kunnen komen zonder die
klip-en-klare politieke noodzaak. Die
noodzaak waarborgt het daadwerke
lijk toepassen in de werkprocessen en
voorkomt het eindeloos doorbouwen
aan het perfecte informatiemodel. Wel
biedt het voor de toekomst een kap
stok voor andere toepassingen. Het is
hiermee een schoolvoorbeeld van toe
passing en integratie van geografische
informatie.
Marjan Bevelander, MSc.
Coördinator Geo-projecten
Interprovinciaal Overleg (IPO)
mbevelander@ipo.nl
GEO-INFO 2009-3