y
Beperking tot twee gebruiksscenario's
V
V
kelijk te maken, zoals plankaarten (zie
fig. 1), bestaan uit een primaire thema
tische informatielaag, bijvoorbeeld een
laag met informatie over geplande be
stemmingen, die wordt geprojecteerd
op een topografische ondergrond. Der
gelijke topografische ondergronden
hebben in dit geval twee functies:
ze stellen de kaartgebruiker, én de
kaartmaker, in staat om de thema
tische informatie te 'lokaliseren'
(waar is dat?);
ze helpen de geografische spreiding
van de thematische informatie te
'verklaren' (waarom is dat daar?).
Voor het doel van een plankaart moet
je bovendien het verschil kunnen zien
tussen de werkelijkheid en de planin
formatie, bijvoorbeeld om te ontdek
ken waar nog mogelijkheden tot ont
wikkeling zijn.
De mate waarin de topografische on
dergronden deze functies vervullen is
niet alleen van invloed op de kwaliteit
van de antwoorden die gebruikers krij
gen op hun geografische vragen, maar
ook op de kwaliteit van de beslissingen
die ze op basis daarvan nemen. De aard
en de inhoud van de topografische on
dergronden moeten, ideaal gesproken,
zijn aangepast aan:
het doel van de kaart als geheel;
de informatiebehoefte van de ge
bruikers;
de schaal van weergave van het
kaartbeeld;
de primaire informatielaag.
Het is een hele klus om deze eisen in de
praktijk op elkaar af te stemmen. Ge
bruikers willen in de regel zo veel mo
gelijk informatie zien afgebeeld in een
ondergrond, iedere burger gaat stee
vast op zoek naar zijn eigen huis. Maar
dit strookt niet altijd met het doel van
de kaart. In een eerste globale schets
van de mogelijke ruimtelijke inrichting
van een gebied (structuurvisie) leidt
een al te gedetailleerde ondergrond
wellicht tot onnodig felle reacties van
betrokkenen, terwijl de grenzen van de
bestemmingen nog lang niet zijn vast
gelegd. Maar als dat wel zo is, zoals in
een bestemmingsplan, is, met het oog
op de functie van een topografische on
dergrond, een gedetailleerde én nauw
keurige ondergrond juist wel gewenst.
Hoe nauwkeurig en gedetailleerd de
topografie kan worden weergegeven
hangt uiteraard ook af van de schaal van de kaarrweergave.
Op kleinere schaal (bijvoorbeeld 1:100,000) moet er, met be
hulp van kartografische generalisatietechnieken meer wor
den weggelaten en meer worden vereenvoudigd dan op gro
tere schaal (bijvoorbeeld 1:1.000). Ook moet de ondergrond
worden aangepast aan de inhoud en nauwkeurigheid van de
primaire thematische informatielaag en dit is in de praktijk
vaak niet het geval. Meestal wordt in de praktijk voor de on
dergronden gebruik gemaakt van bestaand en beschikbaar
kaartmateriaal, dat niet is gemaakt met het oog op de func
tie van topografische basiskaart. Verschillen bijvoorbeeld in
nauwkeurigheid en actualiteit en in de onderlinge passing
van de kaartlagen leiden dan tot gebruiksproblemen en ver
keerde interpretaties. Die problemen treden vooral op als de
ondergrond die voor het samenstellen van een primaire in
formatielaag gebruikt is, een andere ondergrond is dan die
bij het raadplegen van de uiteindelijke kaart te zien is, zoals
dat in een webportaal het geval kan zijn.
De bedoeling van het RGI-002 project was te zoeken naar op
lossingen waarbij topografische ondergronden, die voldoen
aan bovenstaande eisen ten aanzien van doel en gebruik,
automatisch worden gegenereerd en gegeneraliseerd van
uit een grootschalig gegevensbestand (gebruiksgestuurde
automatische generalisatie). Het probleem van de topogra
fische ondergronden voor plankaarten werd aangedragen
door het toenmalige DURP-projecf van het Ministerie van
VROM, en om het nog beter behapbaar te maken beperkten
wij ons tot slechts twee planvormen die in de nWro worden
onderscheiden: de structuurvisie en het bestemmingsplan.
Fig. 2. De twee bin
nen het RGI-002 pro
ject onderscheiden
gebru iksscenario's.
Provincie steucluunusie
1100.000
150.000
1 5.000
1500
/I
ander doel
gemeente str.uctuurvisie
scenario 2
Een structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgeno
men ontwikkeling van een gebied, alsmede de hoofdzaken
van het door gemeente, provincie of rijk te voeren beleid. In
een bestemmingsplan wordt de bestemming van de in het
plan begrepen grond aangewezen en worden regels gegeven
met het oog op die bestemming. Een structuurvisiekaart is
in de regel in geometrische zin indicatief, terwijl een be
stem mingspiankaart juridisch bindend is. Verder perkten
wij ons in tot slechts twee overheidsniveaus (provincie en ge
meente) en dat leidde tot twee gebruiksscenario's (zie fig. 2).
In scenario 1 worden structuurvisiekaarten van provin
cies en gemeenten met elkaar vergeleken. Hierbij is kar
tografische generalisatie het gevolg van schaalverande-
GEO-INFO 2009-3