k4-|
A A
r 1
f
strument dat in de
tweede helft van de
20e eeuw in gebruik
is gekomen. Het is
jammer dat de uit
vinder/maker niet is
vermeld. Overigens
moet vermeld
worden dat
Christiaan Huygens
reeds in 1680 een
pendelinstrument
heeft beschreven
en dat een andere
Nederlander, Willem Meester, omstreeks
1685 hetzelfde heeft gedaan, alleen is
zijn instrument wat eenvoudiger dan het
instrument van Huygens, maar het is wel
robuuster.[2]
Het is niet duidelijk waar het object rechts
van het instrument voor dient. Mogelijk
heeft het te maken met blokkering van
het instrument bij het vervoer.
Afbeelding 3 is
een mijnbouw-
instrument voor
ondergronds
werk. Het heeft
een horizontale
verdeelde cirkel en
een halve verticale
met een draaibare
arm waaraan een
koord bevestigd
kon worden. Dit
koord werd strak
getrokken naar
het richtpunt en zo kon ook de verticale
hoek worden afgelezen. We moeten
niet vergeten dat in die tijd nog geen
elektrische verlichting bestond en de
zichtbaarheid ondergronds een groot
probleem was. Open vuur was een groot
gevaar in verband met mogelijke mijn-
gassen, vandaar dat vogeltjes in kooitjes
werden meegenomen, die zouden het
eerste'het loodje leggen'en de mijnwer
kers waarschuwen!
2. H.C. Pouls - De Landmeter van de Romeinse
tot de Franse tijd. Alphen aan den Rijn 1997, p.
278-279; H.C. Pouls - Nederlands fabrikaat. Het
automatisch waterpasinstrument van Willem
Meester. NGT/Geodesia 1985, p. 48-50
Afbeelding 4 is een
typisch mijnbouw-
instrument voor
ondergronds
werk. Het heeft
een cardanische
ophanging, waar
door het kompas
vrij kan bewegen.
De ringen kunnen
samengeklapt
worden, waardoor
het instrument
plat wordt en past in het onderste object
en zo ontstaat een vizierinstrument voor
planchetmetingen. Dit was, vooral buiten
ons land, een veel gebruikte meetme
thode voor terreinmetingen, dus ook bij
de dagbouw.
Het is vaak niet
mogelijk om in de
mijngangen een
meetinstrument
op een statief te
plaatsen, bijvoor
beeld vanwege het
kolentransport.
Daarom zijn hang-
theodolieten als
deze van afbeelding
5 ontworpen. Ze
worden bevestigd
aan ophangpunten die op waarne
mingshoogte tegen de wanden worden
aangebracht. Hetzelfde gebeurt met
de richtpunten. De Arnhemse firma De
Koningh heeft ook dit soort instrumenten
gemaakt en ondermeer geleverd aan de
Staatsmijnen.
Het instrument
van afbeelding 6
is geschikt voor
steile schachtme
tingen waarbij de
normale kijker,
vanwege de helling,
niet gebruikt kan
worden. Nu kan
dus zelfs loodrecht
omhoog of omlaag
waargenomen wor
den. Toch resteren
enkele vragen, zoals
de extra complicatie bij de regeling van
het instrument, want de beide vizierlijnen
moeten exact gelijk zijn. Uitgaande van de
normale opstelhoogte zal omlaag kijken
geen probleem opleveren, maar verticaal
omhoog kijken zal niet eenvoudig zijn.
Blijft de vraag waarom niet simpel gebruik
is gemaakt van een haaks oculair.
Afbeelding 7 toont
een opmerke
lijk instrument.
Gerwert noemt
het een"Raritat"
en vermeldt dat
het instrument
"walzbar"is en
afstandsdraden
heeft, maar hij
geeft verder geen
informatie. Toch
geeft de afbeelding
voldoende aanwij
zingen om conclusies te trekken. De kijker
rust in ronde tappen en is daardoor 180°
draaibaar. Deze constructie komt zelden
voor bij theodolieten, maar in de tweede
helft van de 19e eeuw en het begin van de
20e zien we dit vaak bij waterpasinstru
menten. Controle op de regeling van de
vizierlijn was hierbij zeer eenvoudig. Het
instrument heeft een groot buisniveau,
ook dit wijst op het gebruik als waterpas
instrument, vandaar dat ik de benaming
"waterpas-theodoliet" heb uitgevonden.
Verder heeft het instrument geen verti
cale cirkel, maar slechts een boog van 90
graden. Met behulp van een loep kunnen
dus maximaal elevaties of depressies tot
45° gemeten worden.
Ook is te zien dat de horizontale rand met
een loep afgelezen wordt, dus hier is ook
een nauwkeurige meting mogelijk. Dit
alles leidt eigenlijk maar tot één conclusie,
namelijK dat dit instrument ontworpen is
om gebruikt te worden bij het traceren en
vooral het aanleggen van spoorlijnen. Alle
meetwerkzaamheden die hiervoor nodig
zijn kunnen met dit instrument uitgevoerd
worden. We moeten niet vergeten dat er
in de tweede helft van de 19e eeuw overal
in Europa, en ook daarbuiten, spoorlijnen
werden aangelegd en dat er dus een grote
vraag was naar nauwkeurige meetinstru
menten. Of zo'n instrument bij de mijn
bouw is gebruikt blijft echter een vraag.
Een equerre is een vrij klein meetin
strument, dat uit de hand gebruikt
h
Afbeelding 2
Pendel wa terpasin stru
ment. Eind 18e eeuw
Elsarnc WinhoUohaibo
Afbeelding 3
IJzeren hoekmeetin-
strument. Omstreeks
1840
f
HingtkompiS
L.4
Afbeelding 4
Hangkompas
Kleinsr HftagMhaodolft
h 11 té
Afbeelding 5
Kleine hangtheodoliet
TfuodoIH
J,
Afbeelding 6
Theodoliet met een
normale en een excen
trische kijker
K* K*:
k—
Afbeelding 7
'Waterpas-theodoliet',
vermoedelijk tweede
helft 19e eeuw
24 Geo-lnfo 2009-9