Kenbaarheid van monumenten in het digitale tijdperk: de ontwikkeling van de elektronische overheid, basisregistraties en de Wkpb een percentage aangegeven dat de kans aangeeft dat de digitale contour overeen komt met het beschermde object. De RCE was met de bereikte resultaten niet geheel tevreden en heeft de TU Delft gevraagd onderzoek te doen naar onder meer de aan de digitale contouren in het licht van bovenstaande ontwikkelingen te geven betekenis. Het OTB heeft dit onderzoek in 2008 uitgevoerd. Op de resultaten gaan we hieronder in. Allereerst plaatsen we de vraag in het kader van de "elektronische overheid" in brede zin. Dan gaan we in op de "digitale contour". De diverse problemen die we zijn tegengeko men lichten we toe aan de hand van het voorbeeld "Delft". Ten slotte trekken we enige conclusies. De overheid maakt langzaam maarzeker steeds meer gebruik van dienstverlening langs de elektronische weg. Voorbeelden te over: wijziging van kentekens van voertuigen; aanlevering van notariële akten bij het Kadaster; aangifte inkom stenbelasting. De overheid roept daarvoor ook kaders en hulpmiddelen in het leven, zoals het BSN en DigiD. Wetgeving wordt ontworpen met als uitgangspunt, dat de toepassing van de wet langs elektronische weg zal plaatsvinden. De wet algemene bepalingen omgevingsrecht is daar een uitgesproken voorbeeld van. Andere wetten, zoals de Wet ruimtelijke ordening, worden zo gewijzigd, dat bij de wet over schakeling van "analoog" naar"digitaal" wordt voorgeschreven. En bij nog andere wetten sluipt het digitale tijdperk er tij dens de totstandkoming bijna geruisloos in. De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen is daar een goed voorbeeld van. Tenslotte creëert de overheid ook juridisch verankerde digitale basisvoorzie ningen, zoals de basisregistraties. De elektronische overheid gaat het geo- veld ver te buiten, tegelijkertijd is het geo- veld er een essentieel onderdeel van. Dat is al af te leiden uit een deel van de zojuist genoemde voorbeelden, maar wordt helemaal duidelijk bij de vaststelling dat van de basisregistraties er zes rechtstreeks te maken hebben met geo-informatie. Het gaat dan om de basisregistraties Adres sen, Gebouwen, Grootschalige Topografie (BGT, voorheen GBKN), Kadaster, Topogra fie en Ondergrond. De RCE zal, als onderdeel van de publieke sector, verplicht gebruiker zijn van basisregistraties, zoals de basisregistraties Adressen, Gebouwen en Kadaster. De drie andere geo-basisregistraties kunnen ook een rol spelen. Datzelfde zal zeker het geval zijn voor de basisregistraties Natuurlijke en Niet-natuurlijke Personen (GBA en het Handelsregister). Daarbij komt dat zowel het perceel (in de kadas trale registratie) als het pand (in de BAG) geometrisch nauwkeurig bepaald zijn. In deze ontwikkelingen zal in de eerste plaats ook de belanghebbende bij het Monumentenregister het steeds normaler vinden, dat dit register op een correcte wijze die gegevens bevat die het behoort te bevatten De belanghebbende die vanuit de kadastrale registratie of de BAG zoekt, zal er steeds meer van uitgaan, dat transparant is wat de relatie tussen per ceel of pand en monument is, niet alleen in inhoudelijk, maar ook in geometrisch opzicht. De vraag kan gesteld worden of de RCE hieraan kan voldoen zonder de contouren van een monument betrouw baar vast te leggen en deel uit te laten maken van het Monumentenregister. Daarnaast zal ook voor de RCE in het stelsel van de basisregistraties behalve verplicht gebruik een terugmeldplicht voor geconstateerde fouten gelden. Voor de RCE speelt dat in het bijzonder bij de basisregistraties personen, het handels register, de basisregistratie adressen, de basis gebouwenregistratie, de basisre gistratie kadaster en wellicht de BGT. Bij de laatste drie speelt expliciet de geome trische component. De vraag rijst of de RCE aan de terugmeldplicht materieel zal kunnen voldoen als de begrenzingen van een monument niet helder zijn. Overigens zal een heldere begrenzing, hoe zinnig ook, niet alles gemakkelijk kunnen oplos sen. Stel, dat de grens van een woonhuis monument samenvalt met een kadastraal perceel, maar niet met het pand in de BAG. Wie meldt dan wat aan wie en wat gebeurt er vervolgens? In deze ontwikkelingen speelt ook de wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkin gen (Wkpb) een belangrijke rol. Uit gangspunt van de Wkpb is dat een ieder eenvoudig en vanaf één plaats (website) duidelijkheid kan verkrijgen over de vraag of op een bepaalde onroerende zaak al dan niet publiekrechtelijke beperkingen rusten, en zo ja, welke. Als ingang is gekozen voor het kadastrale perceel. De precieze omvang van de beperking, zowel inhoudelijk als wat uitgestrektheid binnen het perceel betreft, kan meestal pas na raadpleging van het onderliggende ves- tigingsbesluit worden vastgesteld. In de wet is er de nodige aandacht voor het cor rect vaststellen van belaste en onbelaste nieuwe percelen na perceelsvorming. Het Kadaster informeert het bestuursorgaan over de wijzigingen in de perceelsaandui ding, waarna het bestuursorgaan binnen vier weken aan moet geven welke van de nieuwe percelen wel en welke niet belast zijn en waarbij dus de vermelding van aanwezigheid van de publiekrechtelijke beperking gehandhaafd respectievelijk verwijderd moet worden. In het uitvoe ringsbesluit Wkpb is dit verder uitgewerkt in art. 18, waarbij als hoofdregel ervan is uitgegaan dat het Kadaster deze check zelf uitvoert, ervan uitgaande dat het bestuursorgaan bij het beperkingen- besluit een kaart met afbakening van de beperking heeft meegestuurd. Als sluitstuk van de Wkpb is een aansprakelijk heidsregeling in het leven geroepen (art. 17 Wkpb) voor bestuursorganen wanneer zij niet conform de Wkpb de informatie op orde hebben gehouden en iemand schade lijdt door op die onjuist of onvol ledige informatie af te gaan. Consequentie is dat iemand die een onroerende zaak Monumenten zijn zeer divers van aard en soort. Geo-lnfo 2009-9 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2009 | | pagina 7