Digitale contouren bij monumenten De casus "Delft" koopt in de onjuiste veronderstelling dat het geen monument is, omdat dit ten onrechte niet uit het Wkpb-stelsel bleek (i.e. opname in het Monumentenregister is niet in de openbare registers ingeschre ven), de RCE in deze aansprakelijk kan stel len voor eventuele schade (bijvoorbeeld het niet mogelijk blijken van een voor het beoogde gebruik noodzakelijke verbou wing). Overigens kan iemand ook juist kopen om met subsidie groot onderhoud te plegen, terwijl er ten onrechte vermeld staat dat het een monument is. Kort en goed: de Wkpb gaat uit van een grote mate van kenbaarheid van de onder die wet gebrachte publiekrechtelijke beper kingen. Die kenbaarheid zichtbaar maken met behulp van een digitale kaart wordt als de meest normale gang van zaken beschouwd. In het licht van de zojuist geschetste ont wikkelingen is het geheel niet vreemd, dat de RCE zich de vraag heeft gesteld of deze ontwikkelingen gevolgen zullen hebben voor het stelsel van de bescherming van monumenten. Geen van deze ontwikkelingen dwingt er strikt formeel geredeneerd toe. In de toe passing van de Wkpb is het echter vanuit doelmatigheidsoogpunt en om onnodige risico's te vermijden zo goed als onont koombaar. Voor een optimale benutting van informatie uit basisregistraties is het voor de RCE op zijn zachtst gezegd oppor tuun. Waarschijnlijk kan de RCE materieel gezien verder niet voldoen aan de terug meldplicht van veronderstelde onjuist heden in basisregistraties, als gebouwde monumenten niet van een duidelijke grens zijn voorzien. Tenslotte zullen burger en bedrijfsleven die met behulp van internet informatie over een monument zoeken, bijvoorbeeld om te zien of er sprake is van een vergunningplicht, het buitengewoon vreemd vinden ais zij niet kunnen zien waar het monument "begint en eindigt". Er is daarom alle reden de digitale contour mee te nemen in de aanwijzing van een Monument en daarmee op te nemen in het Monumentenregister. Op den duur zou dat wellicht zelfs in een 3D-weergave kunnen plaatsvinden. Met deze constate ring kan alleen niet volstaan worden. Om dit mogelijk te maken zal de regelgeving rond de aanwijzing aangepast moeten worden. Naast de nodige andere vraag stukken spelen daarbij twee bij uitstek lastige punten: t. hoe om te gaan met het feit, dat bij de toepassing van de Monumen tenwet uitgegaan wordt van het "onroerende zaaksbegrip" en 2. hoe zijn aan reeds aangewezen monumenten op een zo praktische mogelijke wijze contouren toe te voegen? Wat het eerste betreft, zou er gedacht kunnen worden aan het introduceren van een dynamische naast een statische contour. De eerste geeft dan de grens aan van het monument volgens de oorspron kelijke aanwijzing; de tweede de verande ringen aan een monument, voor zover die betrekking hebben op de oorspronkelijke begrenzing. Realisatie hiervan is overigens niet echt gemakkelijk; daartoe moet de huidige database "ontvlochten" worden. Wat het tweede betreft, rijst allereerst de vraag of de contour uitsluitend een informatiekundige betekenis zal moeten hebben of daarnaast ook een juridische. In onze opvatting zal van het laatste sprake moeten zijn. Het zou bij vergunningverle ning nogal vreemd zijn om de aanvrager te confronteren met de mededeling: er is wel een grens van het monument vastge steld, maar u mag er niet op vertrouwen. Daar staat tegenover, dat als gevolg van de hantering van het onroerende zaaks begrip de grens per definitie flexibel is. Uitwerking van deze vraag vereist daarom nog het nodige nadere onderzoek, maar wellicht zit de oplossing in het hanteren van de hiervoor geïntroduceerde dynami sche en statische grens in combinatie met het voor de grens mede bepalend laten zijn van de redengevende omschrijving. Bij dit punt is tevens aan de orde in hoeverre het mogelijk zal zijn voor de grensbepaling aansluiting te zoeken bij de BAG (voor bijvoorbeeld gebouwde monumenten), de kadastrale registratie (voor bijvoorbeeld complexen) of de BGT (bijvoorbeeld voor bruggen). Uit praktische overwegingen verdienen alle drie sterk aanbeveling. Ook hierbij moet echter de vraag gesteld worden: wat zijn de consequenties van deze keuze en hoe moet daarmee worden omgegaan? Om daar inzicht in te krijgen hebben we gedetailleerd aandacht geschonken aan de situatie in de gemeente Delft, omdat deze gemeente een goed voorbeeld is van een 'monumentengemeente'. Delft telt bijna 700 rijksmonumenten. Met enige moeite zijn die in catego rieën in te delen. Allereerst zijn er de "grachtenpanden". De beschrijving van deze monumenten is over het algemeen "pand", waarbij bij de vaststelling (1967) Grachtenpand met stoep de basisregistraties nog niet bestonden en dus niet per definitie hetzelfde object betreffen als bedoeld in de BAG.Toch kan in veel gevallen de verbinding wel gelegd worden. De redengevende omschrijving beperkt zich over het algemeen tot de voorgevel en de dakaanzet, het zichtbare deel vanaf de straat. De huidige digitale contouren zijn gebaseerd op de gebou- wenlaag uit de GBKN en de kadastrale percelen. De gebouwenlaag uit de GBKN maakt geen onderscheid naar panden, maar geeft één vlak voor aaneengesloten bebouwing. Door deze vlakken te snijden met de kadastrale grenzen zijn vlakken ontstaan die de bebouwing per perceel vertegenwoordigen. Hierbij is geen onder- 6 Geo-lnfo 2009-9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2009 | | pagina 8