li tl C=8m (a) (b) Fig. 1. Overzicht van het omhoogtrekken van gebouw A. (a) Het grondvlak van gebouw A is de polygoon abcd. (b) Perspectivisch aanzicht van het uiteindelijke resultaat (met aan elkaar sluitende gebouwen), (c) Gebouw A wordt beschreven door een collectie vlakken. In fig. ia zijn vijf aan elkaar grenzende grondvlakken gegeven, elk met een verschillende hoogte. Extrusie moet leiden tot het eindresultaat gegeven in fig. ib. Het grondvlak van gebouw A wordt gevormd door de punten abed. Fig. ic toont het resulterende gebouw met ver schillende tinten grijs voor elk omhoogge trokken vlak. Gebouw A bevat 17 punten en negen vlakken, terwijl een 'normale' extrusie zou bestaan uit acht punten en zes vlakken. Andere relevante zaken zijn: Lijn ab wordt na omhoogtrekken door twee vlakken (abkl klnogerepresen teerd, omdat A en E niet even hoog zijn. Verder zal vlak abkl bij zowel gebouw A als E behoren; Gebouwen A en B grenzen in een punt en hebben verschillende hoogtes, wat betekent dat de lijnen die uitkomen in punt d worden uitgetrokken naar vlakken, waarbij zich op de hoogte van Book een punt zal bevinden, namelijk punt m in de twee vlakken cdmqpj en dmqnla. Merk verder op dat voor punt in het tweede vlak hetzelfde geldt, omdat E aan A grenst en lager is; Lijn bc is de meest bewerkelijke lijn om omhoog te trekken, aangezien hier de meeste buurviakken van gebouw A te vinden zijn. Van deze waarnemingen kan worden afgeleid dat er bij extrusie twee factoren van invloed zijn op de topologische consistentie van het resultaat: 1. de relatieve hoogte van aan elkaar grenzende gebouwen; 2. de manier waarop de gebouwen aan elkaar grenzen. Onze aanpak Zoals fig. 2 illustreert, bestaat onze aanpak uit verschillende stappen om automatisch tot een 3D-stadsmodel te komen dat ookgetetrahedraliseerd kan worden. Onze aanpak heeft als uitgangspunt een topologisch consistente 2Ü-set met grondvlakken, waarbij aan elk vlak de gewenste extrusiehoogte als attribuut is toegekend. In de praktijk is het veelal nodig om een aantal opschoonstappen te zetten om tot dit 2D topologisch consis tente uitgangspunt te komen (zie fig. 3). Vervolgens worden de hoogtepunten getrianguleerd en wordt aan alle vertices van de grenzen van de grondvlakken een geïnterpoleerde hoogte toegekend (dit 2D grondvlakken Li DAR dataset toekennen hoogte aan grondvlakken verkrij'gen van topologisch consistente 2D dataset 2D opgeschoonde polylijnen centroide elk grondvlak gebeurt op basis van lineaire interpolatie met behulp van het verkregen Triangular Irregular Network -TIN). Om er tevens voor zorg te dragen dat de grondvlakken en het TIN uiteindelijk op elkaar zullen aansluiten, worden alle hoogtepunten verwijderd die binnen de begrenzing van de grondvlakken vallen en worden de grenzen als constraints opgenomen in het TIN (zie kader Gecon- strainde Triangulatie). Het opnemen van de grondvlakken in een triangulatie is niet alleen nuttig om de topologische buur- relaties tussen de ruimtelijke primitieven op te nemen, het heeft ook nog andere voordelen voor de extrusie. Het grootste voordeel is dat de uiteindelijke gebouwen perfect aansluiten op het digitale terrein model. Een TIN kan hiervoor direct worden gebruikt en mocht het digitale terrein model raster gebaseerd zijn, dan kan dit worden geconverteerd naar een TIN. Extrusie vindt plaats met een door ons ontworpen algoritme, Extrude gedoopt. Het ExTRUDE-algoritme werkt als volgt: uit de geconstrainde Delaunay-triangulatie worden de grond en dakvlakken van de gebouwen verkregen door de juiste Verwijderen tussen gelegen driehoeken J 2,75D oppervlak j CDT berekenen DBMS ,pJ CityGML j tetrahedralisatie J Fig. 2. Onze aanpak om te komen tot een consistent iD-stadsmodei Fig. 3. Het opschonen van een invoerdataset, zodat overlappende gebouwen niet meer voorkomen. Geo-lnfo 2009-12 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2009 | | pagina 11