Wereldwijde afstemming van landadministratie
Ontwikkeling van het ISO Land Administratie Domein Model
Deel 1 van 3
Achtergrond normeringsproces
van het LADM
Peter van Oosterom (TU Delft), Arco Groothedde (Kadaster), Chrit Lemmen (Kadaster/ITC), Paul van der Molen (Kadaster/ITC) en
Harry Uitermark (Kadaster/ITC)
In dit artikel wordt de ontwikkeling van een
ISO-norm voor landadministratie (kadaster
en grondregistratie) beschreven. Op het
FIG- (Fédération Internationale des Géo-
mètres) congres in 2002 is de ontwikkeling
van een Land Administratie Domein Model
(LADM) gestart met als doelen: een basis
te bieden voor efficiënte modelgestuurde
systeemontwikkeling (MDA), en een
gemeenschappelijke begrippendefinitie
af te spreken. De rol van landadministratie
is dermate belangrijk en vaak gerelateerd
aan andere (geo-)informatie thema's, zoals
gebouwen, (water)wegen en adressen,
kabels en leidingen, landgebruik, perso
nen, bedrijven, rechten, enz. dat we die rol
zelfs als hoeksteen zien binnen de (geo-)
informatie infrastructuur. Dit artikel gaat
over de internationale ontwikkeling om
het kennisgebied (domein) van kadaster en
landadministratie te normeren. Inmiddels
is deze ontwikkeling al zover gevorderd dat
een ontwerpnorm is uitgekristalliseerd, een
zogenoemde Committee Draft. Dit alles
onder de hoede van de ISO, het interna
tionale instituut dat voor wereldwijde
normering zorgt. Paragraaf 2 gaat eerst in
op de achtergrond van dit normeringpro
ces. De huidige versie van het LADM komt
in paragraaf b aan bod. Dit eerste artikel
wordt afgesloten met enige conclusies in
paragraaf 4-
Het eerste doel van het LADM is een basis
te bieden voor het model-gestuurd ontwik
kelen van kadastrale systemen. Dit met het
oogmerk'niet steeds opnieuw het wiel te
moeten uitvinden'waar het gaat om functio
naliteit van nieuw te ontwikkelen systemen.
Het tweede doel betreft het ontwikkelen van
een gemeenschappelijk begrippenapparaat.
Dit zorgt ervoor dat betrokken partijen
betekenisvol kunnen communiceren op
basis van een gemeenschappelijk begrip
penkader (een ontologie). Bovendien maakt
een gemeenschappelijk begrippenapparaat
het mogelijk om zowel binnen een land als
daarbuiten domeinspecifieke dienstverle
ning te organiseren. Dit ondanks het feit dat
het moeilijk is het met elkaar eens te worden
over de te gebruiken begrippen en hun
semantiek vanwege de vele verschillende,
soms al eeuwenlange ontwikkelingen, die
zich op dit gebied hebben voorgedaan.
De belangrijkste randvoorwaarden voor het
ontwerp van het domeinmodel zijn:
het moet betrekking hebben op de
gemeenschappelijke aspecten van
kadasters wereldwijd;
gebaseerd zijn op het FIG-raamwerk
van 'Kadaster 2014' (Kaufmann and
Steudler, 1998);
gebruikmaken van internationale
normen van ISO (International Orga
nization for Standardization) en OGC
(Open Geospatial Consortium).
Deze randvoorwaarden zijn verwerkt in het
domeinmodel LADM, dat in de loop der
jaren (2002 - 2006) steeds verder ontwik
keld is binnen de FIG (Van Oosterom en
Lemmen, 2002; Van der Molen en Lemmen,
2004). De laatste versie van het model is
begin 2008 bij de ISO ingediend onder
auspiciën van de FIG. Het model is bij Tech
nisch Comité 211 ondergebracht. Dit comité
van de ISO, hierna te noemen ISO/TC211, is
verantwoordelijk voor alle geo-informatie
normen. Vele instituten participeren in ISO/
TC211. Naast de nationale normalisatie -
instituten (uit meer dan 60 landen) zijn
dat onder meer OGC, ICA (International
Cartographic Association) en UN-HABITAT.
Sinds het ontstaan van ISO/TC211 zijn meer
dan 40 normen gepubliceerd (waarbij
GML, ontwikkeld door OGC, het meest in
het oog springt). Begin 2009 is besloten
dat het LADM bij CEN/TC287, de Europese
tegenhanger van de ISO/TC211, in het
paralleltraject is opgenomen. Dit betekent
dat ISO en CEN gezamenlijk optrekken bij
de ontwikkeling en ook de stemming over
het voorstel zal plaatsvinden op basis van
dezelfde versies. Om tot een ISO-norm te
komen moeten drie stappen doorlopen
worden.
1. De behoefte aan een norm wordt
gewoonlijk door een organisatie (in
ons geval FIG) naar voren gebracht,
die een nieuw werk-/femvoorste! (een
NWIP) inbrengt. In dit stadium draait
het er vooral om de scope vast te stellen.
Dit is het gebied waarop en de context
waarbinnen de norm van toepassing is.
2. Nadat de scope is vastgesteld begint
het onderhandelen (door de ISO-leden)
over de gedetailleerde specificaties van
de norm. Dit gebeurt in hoge mate door
het vinden van consensus. In ons geval
waren drie concept-specificaties nodig
(drie zogenoemde Working Drafts).
Dit mondt uit in het vaststellen van een
Committee Draft (CD).
3. Bij de laatste stap gaat het om de
goedkeuring van de concept-norm Draft
International Standard, DIS). Acceptatie
vindt alleen plaats indien tweederde
van de ISO-leden, die actief mee heb
ben gedaan, hun goedkeuring geven,
alsmede driekwart van de ISO-leden die
meestemmen.
Het LADM Projectteam (PT) is voor de stap
pen 1 en 2 vier keer bijeen geweest, en wel
in Kopenhagen (mei 2008), Delft (septem
ber 20o8),Tsukuba (Japan, december 2008)
en Molde (Noorwegen, mei 2009). De scope
(in stap 1) van LADM houdt het volgende in:
het definieert een referentiemodel, dat
de informatie-gerelateerde componen
ten van landadministratie omvat;
het verschaft een abstract, conceptu
eel schema met vijf basispakketten,
dat betrekking heeft op mensen en
organisaties partijen in de LADM-
teminoiogie), percelen ruimtelijke
eenheden in de LADM-terminologie),
(eigendoms)rechten rechtenbeper
kingen en verplichtingen in de LADM-
terminologie), landmeetkunde en tot
slot geometrie en topologie;
het is een'woordenschat' (termino
logie) voor landadministratie, die
30 Geo-lnfo 2009-12