De uitdagingen van
kennisintegratie
Context
Vertaling naar praktijk
Het belangrijkste voor een succesvolle implementatie
is dat je met je gebruikers communiceert en hen op
juiste manier betrekt in het proces
Aanpassings
beoordeling strategieën resultaten
Tweede
beoordeling
Eerste
beoordeling
Veel controle
Weinig controle
een IT-evenement
Veel controle
Weinig controle
bedreiging
Voordelen
maximaliseren
zelfbehoud
Verstoring
behandeling
Bevredigende
voordelen
herstel van
persoonlijke
stabiliteit
Individuele
efficiëntie
en effectiviteit
Minimaliseren
van negatieve
effecten van
Ie IT-evenement
_S_
uitgaan
Fig. 3. Diagram van gebruikersacceptatie naar: CMUA; Beaudry en Pinsonneault, 2005.
Het coping model of user adoption (CMUA;
Beaudry en Pinsonneault, 2005) beschrijft
hoe gebruikers met veranderingen
omgaan en wat de resultaten daarvan kun
nen zijn (fig. 3). Het blijkt dat de gebruikers
de eerste situatie in het algemeen beoor
delen. (Is deze situatie een gelegenheid of
een bedreiging?) Vervolgens beoordelen
de gebruikers hoeveel controle ze over
de situatie hebben. (Heb ik veel of geen
controle over wat er aan de hand is?) Een
combinatie van resultaten van die twee
beoordelingen laat gebruikers een adoptie
strategie kiezen die het best bij de situatie
past. Elke strategie levert een andere set
van resultaten, inclusief de beslissing om
de hele situatie uit te gaan (bijvoorbeeld
de organisatie te verlaten). Deze beoorde
lingen hebben een recursief karakter en
komen meerdere keren voor tijdens het
GIS-implementatieproject. Daarom kunnen
de gekozen adoptiestrategieën in de loop
van het project veranderen.
De twee besproken modellen zijn een
klein onderdeel van reeds bestaande
kennis. Ze zijn vrij duidelijk en theoretisch
goed onderbouwd, maar het is niet altijd
even eenvoudig.
Het grootste probleem is de kennisover
dracht tussen verschillende disciplines,
wat soms heruitvindingen van het wiel
oplevert, of nog
erger, enkele nieuwe
definities van het wiel.
Het is hetzelfde geval
als met definitie en
onderzoek van twee
concepten: betrok
kenheid (involvement) en participatie
(participation). Deze twee concepten
worden in de psychologie als twee ver
schillende concepten gedefinieerd, maar
in GIS-implementatieliteratuur worden ze
door elkaar gebruikt (Barki en Hartwick,
1989). Betrokkenheid is een subjectieve
gemoedstand, veroorzaakt door twee
aspecten: belang en persoonlijke relevan
tie. Participatie is een set van activiteiten
of taken, uitgevoerd door een persoon.
Als iemand bij een cursus zit, participeert
hij daarin, maar of hij gaat opletten en
iets van de cursus gaat leren, is afhanke
lijk van of hij bij de cursus betrokken is.
Het door elkaar gebruiken van deze twee
concepten levert heel veel problemen op,
omdat men nooit kan weten wat precies
werd onderzocht- Er zijn maar een paar
artikelen beschikbaar die het onderscheid
wel maken en expliciet onderzoeken.
Van de resultaten van deze studies blijkt
dat betrokkenheid belangrijker is dan
participatie en dat personen die positief
zijn betrokken de twijfelende personen
kunnen overtuigen.
Misconceptie van begrippen en weinig
kennis-transfer zijn niet de enige pro
blemen van literatuur op dit gebied.
Soms komt men twee totaal tegenstrijdige
conclusies tegen, bijvoorbeeld: zullen alle
gebruikers participeren of alleen geko
zen gebruikers? Overwinnen gebruikers
tegenstand met onderhandeling of met
organisatorische pressie? Dit komt door
grote kennisfragmentatie binnen discipli
nes en het niet juist omgaan met context
van de implementatie.
Context van de implementatie kan
worden gedefinieerd als de omstandighe
den van de implementatie, bijvoorbeeld
omvang van het project, type organisatie,
organisatiegrootte, maar ook ervaringen
van de gebruikers met andere of gelijke
technologieën, demografische karakte
ristieken van de gebruikersgroep, etc.
bekend zijn. Context is in de literatuur
een verwaarloosd begrip. Onderzoekers
houden er ofwel geen rekening mee
of onderzoeken slechts één context.
De waarde van de context kan men zien
in de weinige artikelen die wel expliciet
daarmee omgaan, bijvoorbeeld verschil
len tussen mannen en vrouwen tijdens
implementatie (Venkatesh en Morris,
2000). Het blijkt dat relaties in het diagram
van TAM (fig. 2)
iets anders zijn
voor mannen dan
voor vrouwen.
Voor mannen was
nuttigheid van
het systeem van
grote invloed op gebruik, in tegenstelling
tot de vrouwen voor wie de eenvoud van
gebruik belangrijker was. Het is je niet
moeilijk voor te stellen dat bijvoorbeeld
het type van een organisatie een verge
lijkbare invloed op modellen en theorieën
kan hebben.
Er zijn niet veel vertalingen van psycho
logische theorieën en modellen naar de
implementatiepraktijk, en de bestaande
hebben de vorm van een kookrecept (doe
dit, doe dat en klaar) en als het niet werkt
heeft het implementatieteam een pro
bleem dat niet gemakkelijk kan worden
Geo-lnfo 2009-12 5